ECLI:NL:CRVB:2020:412
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van de halfwezenuitkering en de gevolgen voor de nabestaandenuitkering onder de Algemene nabestaandenwet
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 13 februari 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Amsterdam van 12 juli 2019. De appellante, woonachtig in Marokko, ontving een nabestaandenuitkering en een halfwezenuitkering op basis van de Algemene nabestaandenwet (ANW). Door een wetswijziging is de halfwezenuitkering per 1 oktober 2013 komen te vervallen, terwijl de nabestaandenuitkering van appellante is verhoogd van 70% naar 90% van het netto minimumloon. Appellante was het niet eens met de beëindiging van de halfwezenuitkering en heeft hiertegen hoger beroep ingesteld.
De rechtbank heeft geoordeeld dat de beëindiging van de halfwezenuitkering in overeenstemming is met de nationale wetgeving en niet in strijd is met artikel 1 van het Eerste Protocol bij het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden. De rechtbank concludeerde dat de beëindiging van de halfwezenuitkering niet heeft geleid tot een onevenredig zware last voor appellante, mede gezien de verhoging van de nabestaandenuitkering. De Centrale Raad van Beroep heeft het oordeel van de rechtbank bevestigd en de gronden van appellante in hoger beroep niet overtuigend geacht.
De Raad heeft vastgesteld dat de beëindiging van de halfwezenuitkering per 1 oktober 2013 in stand blijft. Tevens is er geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is openbaar uitgesproken en is gebaseerd op de overwegingen van de rechtbank, die de Raad volledig onderschrijft.