ECLI:NL:CRVB:2020:412

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
13 februari 2020
Publicatiedatum
24 februari 2020
Zaaknummer
19/3387 ANW-PV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van de halfwezenuitkering en de gevolgen voor de nabestaandenuitkering onder de Algemene nabestaandenwet

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 13 februari 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Amsterdam van 12 juli 2019. De appellante, woonachtig in Marokko, ontving een nabestaandenuitkering en een halfwezenuitkering op basis van de Algemene nabestaandenwet (ANW). Door een wetswijziging is de halfwezenuitkering per 1 oktober 2013 komen te vervallen, terwijl de nabestaandenuitkering van appellante is verhoogd van 70% naar 90% van het netto minimumloon. Appellante was het niet eens met de beëindiging van de halfwezenuitkering en heeft hiertegen hoger beroep ingesteld.

De rechtbank heeft geoordeeld dat de beëindiging van de halfwezenuitkering in overeenstemming is met de nationale wetgeving en niet in strijd is met artikel 1 van het Eerste Protocol bij het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden. De rechtbank concludeerde dat de beëindiging van de halfwezenuitkering niet heeft geleid tot een onevenredig zware last voor appellante, mede gezien de verhoging van de nabestaandenuitkering. De Centrale Raad van Beroep heeft het oordeel van de rechtbank bevestigd en de gronden van appellante in hoger beroep niet overtuigend geacht.

De Raad heeft vastgesteld dat de beëindiging van de halfwezenuitkering per 1 oktober 2013 in stand blijft. Tevens is er geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is openbaar uitgesproken en is gebaseerd op de overwegingen van de rechtbank, die de Raad volledig onderschrijft.

Uitspraak

19.3387 ANW-PV

Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 12 juli 2019, 18/6298 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] , Marokko (appellante)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)
Datum uitspraak: 13 februari 2020
Zitting heeft: A. van Gijzen
Griffier: E. Diele
Ter zitting is appellante niet verschenen. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door
mr. A. Marijnissen.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze beslissing is uitgesproken in het openbaar. Zij is gebaseerd op de volgende overwegingen.
Appellante ontving op grond van de Algemene nabestaandenwet (ANW) een nabestaandenuitkering en een halfwezenuitkering. Door een wetswijziging is de halfwezenuitkering van appellante per 1 oktober 2013 komen te vervallen en is haar nabestaandenuitkering verhoogd van 70% naar 90% van het netto minimumloon. Appellante is het niet eens met de beëindiging van de halfwezenuitkering.
De rechtbank heeft geoordeeld dat de beëindiging van de halfwezenuitkering van appellante in overeenstemming is met de nationale wetgeving. Verder is deze beëindiging volgens de rechtbank niet in strijd met artikel 1 van het Eerste Protocol bij het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, omdat niet gebleken is dat de beëindiging van de halfwezenuitkering in het geval van appellante heeft geleid tot een onevenredig zware last. Hierbij heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat de nabestaandenuitkering van appellante per 1 oktober 2013 met 20% is verhoogd.
De Raad kan zich geheel vinden in het oordeel van de rechtbank en in de overwegingen waarop dit oordeel rust. Appellante heeft in hoger beroep de gronden herhaald die zij in bezwaar en in beroep heeft aangevoerd. Deze gronden brengen de Raad niet tot een ander oordeel dan de rechtbank. Hierbij wordt opgemerkt dat de rechtbank terecht heeft overwogen dat de beëindiging van de nabestaandenuitkering van appellante per 31 mei 2014, omdat haar dochter 18 jaar werd, in deze procedure niet kan worden beoordeeld.
Het hoger beroep slaagt dus niet. Dit betekent dat de beëindiging van de halfwezenuitkering per 1 oktober 2013 in stand blijft.
Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.
Waarvan proces-verbaal.
De griffier Het lid van de enkelvoudige kamer
(getekend) E. Diele (getekend) A. van Gijzen