Uitspraak
18.2525 WIA
OVERWEGINGEN
BESLISSING
- bevestigt de aangevallen uitspraak;
- wijst het verzoek om veroordeling tot vergoeding van schade af.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 20 februari 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beëindiging van de WIA-uitkering van appellante, die minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. Het Uwv had op 28 maart 2017 besloten dat appellante geen recht meer had op een WIA-uitkering, omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt was. Appellante had eerder de diagnose fibromyalgie gekregen, maar de verzekeringsartsen van het Uwv baseerden hun beoordeling op een somatoforme pijnstoornis, PTSS en een depressie in remissie. De rechtbank Noord-Holland had het beroep van appellante tegen het besluit van het Uwv ongegrond verklaard, wat leidde tot het hoger beroep.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat het Uwv de medische beperkingen van appellante zorgvuldig had vastgesteld. De verzekeringsartsen hadden dossierstudie verricht, appellante lichamelijk en psychisch onderzocht en alle beschikbare medische informatie betrokken. De Raad concludeerde dat de verzekeringsartsen een goed beeld hadden van de medische situatie van appellante en dat de door hen aangenomen beperkingen juist waren. De Raad onderschreef het oordeel van de rechtbank dat er geen aanleiding was om aan de juistheid van de medische beperkingen te twijfelen.
Uiteindelijk bevestigde de Raad de aangevallen uitspraak en wees het verzoek om schadevergoeding af, omdat het hoger beroep niet slaagde. De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldige medische beoordeling in het kader van arbeidsongeschiktheid en de toepassing van de Wet WIA.