ECLI:NL:CRVB:2020:392

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
6 februari 2020
Publicatiedatum
20 februari 2020
Zaaknummer
18/3535 ZW-PV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van Ziektewetuitkering wegens geschiktheid voor passende arbeid

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 6 februari 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland. De appellant had beroep ingesteld tegen de beslissing op bezwaar van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) van 12 januari 2018, waarin werd besloten de Ziektewetuitkering van de appellant per 18 augustus 2017 te beëindigen. De rechtbank had het beroep van de appellant ongegrond verklaard, en de Centrale Raad van Beroep heeft deze uitspraak bevestigd.

De Centrale Raad oordeelde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat de appellant geschikt werd geacht voor passende arbeid, waarmee hij meer dan 65% van zijn eerdere loon kon verdienen. De Raad volgde de overwegingen van de rechtbank en concludeerde dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd. De verzekeringsarts bezwaar en beroep had in zijn rapport van 28 november 2017 op inzichtelijke wijze gemotiveerd waarom er geen aanleiding was om te twijfelen aan de vastgestelde belastbaarheid van de appellant.

De Raad merkte op dat de appellant in hoger beroep geen nieuwe medische informatie had overgelegd die aanleiding gaf tot twijfel aan het medisch oordeel van het Uwv. Ook werd er geen reden gezien om aan te nemen dat de appellant belemmeringen had ondervonden bij het onderbouwen van zijn standpunt dat het Uwv zijn beperkingen had onderschat. De Centrale Raad van Beroep concludeerde dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten, en bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank.

Uitspraak

18.3535 ZW-PV

Datum uitspraak: 6 februari 2020
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 14 mei 2018, 18/597 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
Zitting heeft: T. Dompeling, als lid van de enkelvoudige kamer
Griffier: A.L. Abdoellakhan
Ter zitting is appellant noch zijn gemachtigde verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. F.J. Sjoer.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze beslissing is uitgesproken in het openbaar. Zij is gebaseerd op de volgende overwegingen.
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellant tegen de beslissing op bezwaar van 12 januari 2018 ongegrond verklaard. Bij dat besluit heeft het Uwv zijn beslissing gehandhaafd dat de uitkering van appellant op grond van de Ziektewet met ingang van 18 augustus 2017 wordt beëindigd, omdat appellant geschikt wordt geacht voor passende arbeid waarmee hij meer dan 65% kan verdienen van het loon dat hij verdiende voordat hij ziek werd.
Er is geen aanleiding om anders te oordelen dan de rechtbank heeft gedaan. De rechtbank heeft de beroepsgronden van appellant voldoende besproken en overtuigend gemotiveerd waarom deze niet slagen. De rechtbank heeft in de aangevallen uitspraak terecht geoordeeld dat het medisch onderzoek zorgvuldig is geweest. Ook heeft de rechtbank met juistheid geoordeeld dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep in het rapport van 28 november 2017 op inzichtelijke wijze heeft gemotiveerd waarom geen aanleiding bestaat voor twijfel aan de vastgestelde belastbaarheid van appellant. Voor het standpunt van appellant dat het Uwv onvoldoende beperkingen heeft aangenomen voor zijn psychische klachten ontbreekt een medische objectivering. De rechtbank wordt ook gevolgd in haar oordeel dat er geen reden is om aan te nemen dat appellant belemmeringen heeft ondervonden bij de onderbouwing van zijn standpunt dat het Uwv zijn beperkingen heeft onderschat en dat het Uwv voldoende heeft gemotiveerd dat de aan de arbeidsongeschiktheidsbeoordeling ten grondslag gelegde functies in medisch opzicht geschikt zijn voor appellant. Het oordeel van de rechtbank en de daaraan ten grondslag gelegde overwegingen van de aangevallen uitspraak worden onderschreven. Appellant heeft ook in hoger beroep geen medische informatie overgelegd die aanleiding geeft tot twijfel aan de juistheid van het medisch oordeel.
Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.
Waarvan proces-verbaal.
De griffier Het lid van de enkelvoudige kamer
(getekend) A.L. Abdoellakhan (getekend) T. Dompeling