Uitspraak
18.4229 WSF, 18/5212 WSF
OVERWEGINGEN
BESLISSING
- vernietigt de aangevallen uitspraak;
- verklaart het beroep ongegrond.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 19 februari 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland. De zaak betreft een verzoek van betrokkene, die in het verleden studiefinanciering heeft ontvangen en een studieschuld heeft opgebouwd. Betrokkene heeft op 7 juni 2017 de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap verzocht om de maandelijkse afbetaling van haar studieschuld over de jaren 2013 tot en met 2016 vast te stellen op basis van haar inkomen, zoals vastgesteld in de definitieve aanslagen inkomstenbelasting. De minister heeft dit verzoek afgewezen, wat heeft geleid tot hoger beroep.
De Raad oordeelt dat de minister de afwijzing van het verzoek terecht heeft gehandhaafd. De Raad stelt vast dat de wettelijke bepalingen in de Wet studiefinanciering 2000 (Wsf 2000) niet toestaan dat de draagkracht van betrokkene met terugwerkende kracht wordt vastgesteld voor de jaren 2013 tot en met 2016. De Raad benadrukt dat de aflossingsverplichtingen zijn vastgesteld op basis van eerdere besluiten en dat de definitieve fiscale inkomensgegevens van betrokkene de rechtmatigheid van deze besluiten niet aantasten. De Raad concludeert dat het verzoek van betrokkene niet kan worden ingewilligd en verklaart het beroep ongegrond.
De uitspraak van de rechtbank, die het bestreden besluit had vernietigd, wordt vernietigd. De Raad bevestigt dat de minister niet verplicht was om terug te komen op de eerder vastgestelde aflossingsverplichtingen, omdat deze niet zijn gebaseerd op de draagkracht van betrokkene. De Raad wijst erop dat het verzoek om herziening van de besluiten niet aan de orde is, omdat de wettelijke termijnbedragen niet zijn vastgesteld op basis van inkomen.