ECLI:NL:CRVB:2020:377
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag bijzondere bijstand voor kosten eigen bijdrage kinderopvang en beoordeling draagkracht
In deze zaak heeft appellante op basis van artikel 35, eerste lid, van de Participatiewet (PW) bijzondere bijstand aangevraagd voor de kosten van een eigen bijdrage kinderopvang van ongeveer € 98,-. Het college van burgemeester en wethouders van Den Haag heeft deze aanvraag afgewezen, met als argument dat appellante deze kosten uit eigen inkomen en/of vermogen moet betalen. De rechtbank heeft het beroep tegen deze afwijzing ongegrond verklaard, waarna appellante in hoger beroep is gegaan.
Tijdens de zitting op 11 februari 2020 heeft appellante, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. M. Shaaban, aangevoerd dat zij onvoldoende draagkracht heeft om de eigen bijdrage te betalen. De Centrale Raad van Beroep heeft de aangevallen uitspraak bevestigd. De Raad overweegt dat het college beoordelingsvrijheid heeft bij de vaststelling van de draagkracht van een belanghebbende en dat het college een beleid voert dat is neergelegd in de Leidraad Individuele Bijzondere Bijstand 2017. Dit beleid houdt in dat voor de vaststelling van het inkomen alle inkomsten voor 100% worden meegenomen, zonder rekening te houden met hoge huur of andere lasten.
Appellante heeft gesteld dat zij hoge lasten heeft door medicijnen en behandelingen van haar chronische ziekte, en dat deze omstandigheden als bijzonder moeten worden aangemerkt. De Raad oordeelt echter dat deze omstandigheden niet als bijzonder kunnen worden beschouwd in de zin van artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Het beleid houdt immers rekening met de situatie waarin een aanvrager hoge lasten heeft. Bovendien heeft appellante niet voldoende objectieve en verifieerbare gegevens overlegd om haar standpunt te onderbouwen. De Raad concludeert dat het hoger beroep niet slaagt en er geen aanleiding is voor een veroordeling in de proceskosten.