ECLI:NL:CRVB:2020:373
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging WIA-uitkering wegens onvoldoende arbeidsongeschiktheid na herbeoordeling
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 19 februari 2020 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen de beslissing van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om haar WIA-uitkering te beëindigen. Appellante, die eerder 100% arbeidsongeschikt was verklaard, had zich ziek gemeld in 2007 en was behandeld voor een Non-Hodgkin Lymfoom. Na een herbeoordeling in 2016, waarbij haar arbeidsongeschiktheid op 19,32% werd vastgesteld, heeft het Uwv besloten dat zij vanaf 4 december 2016 geen recht meer had op een WIA-uitkering, omdat haar arbeidsongeschiktheid onder de 35% was gedaald. Appellante heeft hiertegen beroep aangetekend, maar de rechtbank heeft haar beroep ongegrond verklaard. In hoger beroep heeft appellante opnieuw aangevoerd dat haar klachten niet waren verbeterd en dat het Uwv onterecht had vastgesteld dat zij geen pijnmedicatie gebruikte. De Centrale Raad van Beroep heeft de gronden van appellante besproken en geconcludeerd dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat het Uwv de mate van arbeidsongeschiktheid correct had vastgesteld. De Raad heeft de aangevallen uitspraak bevestigd en geoordeeld dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten.