ECLI:NL:CRVB:2020:3538
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de arbeidsongeschiktheid en WGA-loonaanvullingsuitkering van appellant
In deze zaak gaat het om de beoordeling van de mate van arbeidsongeschiktheid van appellant, die als internationaal vrachtwagenchauffeur werkzaam was. Appellant heeft zich in 2010 ziek gemeld vanwege een ernstige huidaandoening, later vergezeld door psychische klachten. Het Uwv heeft appellant in 2012 een loongerelateerde WGA-uitkering toegekend, maar deze is in 2014 beëindigd en omgezet naar een WGA-loonaanvullingsuitkering. Bij een herbeoordeling in 2016 is de mate van arbeidsongeschiktheid vastgesteld op 72,01%. Appellant heeft bezwaar gemaakt tegen deze beslissing, wat leidde tot een herbeoordeling waarbij zijn arbeidsongeschiktheid op 76,84% werd vastgesteld, zonder wijziging van de uitkering.
De rechtbank Gelderland heeft het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard, waarbij werd geoordeeld dat het medisch onderzoek door het Uwv zorgvuldig was en dat de medische belastbaarheid van appellant op de datum in geding overtuigend was gemotiveerd. Appellant heeft in hoger beroep zijn standpunt herhaald dat zijn medische beperkingen zijn onderschat en dat hij recht heeft op een IVA-uitkering. De Centrale Raad van Beroep heeft de uitspraak van de rechtbank bevestigd, waarbij werd geconcludeerd dat de medische en arbeidskundige beoordeling door het Uwv correct was en dat er geen aanleiding was voor het benoemen van een deskundige.
De Raad heeft vastgesteld dat de medische beperkingen van appellant in de loop der jaren niet gelijk zijn gebleven en dat de arbeidsdeskundigen voldoende hebben gemotiveerd dat de geduide functies de vastgestelde medische belastbaarheid niet overschrijden. De uitspraak van de rechtbank is bevestigd, en er is geen veroordeling in proceskosten uitgesproken.