ECLI:NL:CRVB:2020:3535

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
23 december 2020
Publicatiedatum
6 januari 2021
Zaaknummer
19/5365 WMO15
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-tijdige indiening van beroepschrift in hoger beroep tegen uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 23 december 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant. Het beroepschrift van appellante is op 24 december 2019 ontvangen, maar was volgens de poststempel op 20 december 2019 ter post bezorgd. De rechtbank had eerder op 1 november 2019 uitspraak gedaan, en de termijn voor het indienen van een beroepschrift was vastgesteld op zes weken, eindigend op 17 december 2019. De gemachtigde van appellante voerde aan dat hij door ziekte niet in staat was om tijdig het beroepschrift in te dienen. Echter, de Raad oordeelde dat de argumenten van de gemachtigde niet voldoende waren om aan te nemen dat appellante niet in verzuim was geweest. De Raad concludeerde dat het hoger beroep kennelijk niet-ontvankelijk was, wat betekent dat het beroep niet in behandeling werd genomen. De uitspraak benadrukt dat het risico van een niet-tijdige indiening volledig voor rekening komt van de partij die het hoger beroep instelt. De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling en heeft de beslissing openbaar uitgesproken.

Uitspraak

Datum uitspraak: 23 december 2020
19/5365 WMO15
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:54 en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant van 1 november 2019, 18/1507 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)

CAK

PROCESVERLOOP

[naam] heeft als gemachtigde van appellante hoger beroep ingesteld.

OVERWEGINGEN

Ingevolge artikel 6:24 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in samenhang met de artikelen 6:7, 6:8, 6:9 en 6:11 van die wet geldt het volgende.
De termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt zes weken. Deze termijn gaat in met ingang van de dag na die waarop de aangevallen uitspraak door middel van de toezending van een afschrift aan partijen is bekendgemaakt.
Een beroepschrift is tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn is ontvangen. Bij verzending per post is een beroepschrift tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn ter post is bezorgd, mits het niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen.
De uitspraak waartegen hoger beroep is ingesteld is op 5 november 2019 in afschrift aan partijen toegezonden. De laatste dag waarop tijdig een beroepschrift kon worden ingediend was 17 december 2019.
Het beroepschrift is op 24 december 2019 ontvangen. Het is, gezien de poststempel op de enveloppe, op 20 december 2019 ter post bezorgd.
Op grond hiervan moet worden geoordeeld dat het beroepschrift niet tijdig is ingediend.
Ten aanzien van een na afloop van de beroepstermijn ingediend beroepschrift blijft niet‑ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
De gemachtigde van appellante heeft als reden voor de termijnoverschrijding in zijn beroepschrift aangegeven dat door een griepaanval met ernstige keelontsteking hij in opdracht van zijn dokter enige tijd rust moest houden en dat hij op 16 december 2019 nog een mail naar de Raad heeft gestuurd, zodat hij er van overtuigd was dat hij de zaak nog net veilig had gesteld. De gemachtigde van appellante geeft aan hierbij waarschijnlijk op een verkeerde knop te hebben gedrukt, nu uit informatie van de Raad blijkt dat deze mail niet is aangekomen.
Bij brief van 9 oktober 2020 is aan de gemachtigde van appellante gevraagd naar de reden van de termijnoverschrijding.
De gemachtigde van appellante heeft daarop bij brief van 11 oktober 2020 gereageerd. Hierin is verwezen naar correspondentie uit 2016 gericht aan de gemeentesecretaris van de gemeente [gemeente], aan een intermediair van de gemeente [gemeente] en aan het Hof Den Bosch.
Wat de gemachtigde van appellante heeft in zijn beroepschrift en in zijn brief van 11 oktober 2020 heeft aangevoerd, bevat geen grond waarop redelijkerwijs kan worden geoordeeld dat appellante niet in verzuim is geweest. In dat verband wordt overwogen dat in situaties als de onderhavige geldt dat het uitgangspunt dat het risico dat het hoger beroep niet tijdig is ingediend, volledig voor rekening komt van de partij die het hoger beroep instelt. Om de termijn veilig te stellen had door appellante tijdig pro forma hoger beroep kunnen worden ingesteld.
Het hoger beroep is kennelijk niet-ontvankelijk, zodat zonder verder onderzoek kan worden beslist.
Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door D.S. de Vries, in tegenwoordigheid van T. Hemelrijk‑van den Oudenalder als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 23 december 2020.
(getekend) D.S. de Vries
(getekend) T. Hemelrijk-van den Oudenalder
Tegen deze uitspraak kunnen een belanghebbende en het bestuursorgaan binnen zes weken na de verzending van het afschrift van deze uitspraak schriftelijk verzet doen bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA UTRECHT. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld te worden gehoord.