ECLI:NL:CRVB:2020:3510
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring bezwaar studieschuld
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de niet-ontvankelijk verklaring van zijn bezwaar door de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Op 15 maart 2018 ontving appellant een bericht waarin hem werd meegedeeld dat hij vanaf 1 april 2018 maandelijks € 57,71 moest aflossen op zijn studieschuld, met een resterende aflosfase van 34 maanden. Appellant maakte bezwaar tegen dit besluit, maar de minister verklaarde dit bezwaar op 26 juni 2018 niet-ontvankelijk, omdat het geen wijziging bracht in de rechten en plichten van appellant. De minister corrigeerde echter de onjuiste berekening van de resterende aflosfase bij besluit van 24 januari 2019, waarbij het einde van de aflosfase werd vastgesteld op 1 augustus 2020.
De rechtbank Amsterdam verklaarde het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond in haar uitspraak van 31 januari 2019. De rechtbank oordeelde dat de minister terecht had gesteld dat het bericht van 15 maart 2018 geen rechtsgevolg had voor de duur van de aflosfase, aangezien appellant daar eerder al over was geïnformeerd. In hoger beroep heeft appellant geen nieuwe gronden aangevoerd die de rechtbank tot een ander oordeel hadden moeten brengen. De Centrale Raad van Beroep onderschrijft de overwegingen van de rechtbank en bevestigt de aangevallen uitspraak.
De Raad concludeert dat het besluit van 24 januari 2019, dat betrekking heeft op de duur van de aflosfase, niet door de rechtbank had moeten worden betrokken bij de beoordeling van het bezwaar. Appellant had dit besluit separaat aan de rechtbank kunnen voorleggen, wat hij ook heeft gedaan. De rechtbank heeft op 21 januari 2020 op dat beroep beslist, en tegen die uitspraak is geen hoger beroep ingesteld. Hierdoor staat vast dat de aflosfase eindigde op 1 augustus 2020, en deze discussie kan niet opnieuw worden gevoerd. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.