ECLI:NL:CRVB:2020:3504
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Wijziging van de mate van arbeidsongeschiktheid van appellante in het kader van de Wet WIA na herbeoordeling door het Uwv
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 31 december 2020 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) betreffende haar arbeidsongeschiktheid. Appellante, die eerder een loongerelateerde WGA-uitkering ontving, had zich ziek gemeld na een auto-ongeluk en was in eerste instantie voor 100% arbeidsongeschikt verklaard. Na herbeoordelingen door het Uwv werd haar arbeidsongeschiktheid in verschillende fases vastgesteld op percentages variërend van 39,92% tot 54,89%. Uiteindelijk werd haar WIA-uitkering beëindigd omdat het Uwv oordeelde dat zij per 18 maart 2018 minder dan 35% arbeidsongeschikt was.
Appellante heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt, wat leidde tot een herbeoordeling waarbij haar arbeidsongeschiktheid opnieuw werd vastgesteld. De arbeidsdeskundige heeft in een rapport van 5 juni 2019 de functie van inpakker (handmatig) laten vervallen en de mate van arbeidsongeschiktheid gewijzigd vastgesteld op 42,24%. De Raad heeft geoordeeld dat de rechtbank de eerdere besluiten van het Uwv niet correct heeft beoordeeld en dat de wijziging van de resterende verdiencapaciteit van appellante een verandering in haar rechtspositie met zich meebracht. De Raad heeft het beroep tegen het bestreden besluit gegrond verklaard en de mate van arbeidsongeschiktheid per 11 december 2018 vastgesteld op 42,24%. Tevens is het Uwv veroordeeld tot vergoeding van proceskosten en griffierechten.