ECLI:NL:CRVB:2020:35
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van arbeidsongeschiktheid in het kader van de Wet WIA na herbeoordeling door het Uwv
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant, waarin zijn beroep tegen een besluit van het Uwv ongegrond werd verklaard. Appellant, die eerder een WGA-uitkering ontving, had zich ziek gemeld met rugklachten en later ook met psychische klachten. Het Uwv had zijn uitkering beëindigd op basis van de vaststelling dat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt was. Appellant betwistte deze beslissing en voerde aan dat zijn klachten hem meer beperkten dan het Uwv had vastgesteld. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de rechtbank de medische beoordeling van het Uwv correct had gevolgd en dat er geen reden was om aan de juistheid van de medische oordelen te twijfelen. De Raad onderschreef de overwegingen van de rechtbank met betrekking tot de psychische klachten en het medicatiegebruik van appellant. De Raad concludeerde dat appellant in staat was de geselecteerde functies te vervullen, ondanks zijn klachten. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen veroordeling in proceskosten uitgesproken.