ECLI:NL:CRVB:2020:3471

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
30 december 2020
Publicatiedatum
30 december 2020
Zaaknummer
19/3431 WMO15
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag maatwerkvoorziening woningaanpassingen op basis van gezondheidsklachten door overgevoeligheid voor elektromagnetische straling en chemische stoffen

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 30 december 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Gelderland. De appellant, geboren in 1965, heeft een aanvraag ingediend voor een maatwerkvoorziening op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015) voor diverse woningaanpassingen. De aanvraag werd afgewezen door het college van burgemeester en wethouders van West Betuwe, dat zich baseerde op een advies van de commissie voor bezwaarschriften. De rechtbank heeft het beroep van de appellant tegen deze afwijzing gegrond verklaard, maar de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand gelaten.

De appellant ervaart gezondheidsklachten door overgevoeligheid voor elektromagnetische straling (EHS) en chemische stoffen (MCS). De deskundige die door de rechtbank is ingeschakeld, concludeerde dat de appellant geen beperkingen in zijn zelfredzaamheid heeft en in staat is om zonder verdere ondersteuning thuis te functioneren. De appellant heeft echter betoogd dat de rechtbank ten onrechte de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand heeft gelaten, omdat hij behoefte heeft aan ondersteuning voor dagelijkse levensverrichtingen (ADL) en het voeren van een gestructureerd huishouden.

De Centrale Raad van Beroep heeft de argumenten van de appellant beoordeeld en geconcludeerd dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat de deskundige een overtuigende motivering heeft gegeven. De Raad heeft vastgesteld dat er geen aanknopingspunten zijn om de verklaring van de deskundige niet te volgen. De uitspraak van de rechtbank is bevestigd, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

19 3431 WMO15

Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Datum uitspraak: 30 december 2020
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 27 juni 2019, 17/4753 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van West Betuwe als rechtsopvolger van het college van burgemeester en wethouders van Neerijnen (college)

PROCESVERLOOP

Namens appellant heeft mr. N.J.C. van Dorsselaer-Spapen, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 18 november 2020, (gedeeltelijk) door middel van beeldbellen. Namens appellant is mr. Dorsselaer-Spapen verschenen. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door J. Scheper en M. van Nieuwamerongen.

OVERWEGINGEN

1. De Raad gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.1.
Appellant, geboren in 1965, ervaart door overgevoeligheid voor elektromagnetische straling (EHS) en chemische stoffen (MCS) verschillende gezondheidsklachten. Hij woont alleen en zelfstandig in een eengezinswoning. Appellant heeft een aanvraag ingediend voor een maatwerkvoorziening op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015) in de vorm van diverse woningaanpassingen.
1.2.
Bij besluit van 2 mei 2017 heeft het college onder meer de aanvraag van appellant voor de woningaanpassingen afgewezen.
1.3.
Bij besluit van 24 juli 2017 (bestreden besluit) heeft het college het bezwaar van appellant tegen het besluit van 2 mei 2017, onder verwijzing naar het advies van de commissie voor bezwaarschriften, ongegrond verklaard. Het bestreden besluit berust op het standpunt dat het college bij de besluitvorming uit mocht gaan van het door Sciopeng uitgebrachte advies.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en bepaald dat de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand blijven. Daartoe heeft de rechtbank het volgende overwogen. Het onderzoek van Sciopeng is ten onrechte beperkt gebleven tot de vraag of bij appellant sprake is van aantoonbare medische beperkingen op grond van ziekte of gebrek. Daardoor heeft het college een onjuiste maatstaf aangelegd. De enkele conclusie dat bij appellant geen sprake is van aantoonbare (objectieve) medische beperkingen kan niet leiden tot het oordeel dat appellant niet in aanmerking kan komen voor een maatwerkvoorziening op grond van de Wmo 2015. Daarmee is immers niet beoordeeld of appellant beperkingen ondervindt in zijn zelfredzaamheid doordat hij, zoals hij stelt, zijn woning niet op een normale manier kan gebruiken. Evenmin is beoordeeld of de gestelde beperkingen voortkomen uit andere oorzaken. Het bestreden besluit is daarom onvoldoende zorgvuldig voorbereid en ondeugdelijk gemotiveerd. De rechtbank ziet echter aanleiding om de rechtsgevolgen in stand te laten omdat een compensatieplicht op grond van de Wmo 2015 ontbreekt. De door de rechtbank benoemde deskundige J. Bank-Contant, werkzaam bij WPEX te Amersfoort heeft onafhankelijk onderzoek gedaan naar de klachten van appellant en de daaruit voortvloeiende beperkingen in zijn zelfredzaamheid en/of participatie in het maatschappelijke verkeer. Deze deskundige heeft op 21 februari 2019 een rapport uitgebracht. Volgens de deskundige heeft appellant geen beperkingen in zijn zelfredzaamheid.
3. Appellant heeft zich gemotiveerd tegen de aangevallen uitspraak gekeerd. Appellant heeft aangevoerd dat de rechtbank de rechtsgevolgen van het bestreden besluit ten onrechte in stand heeft gelaten. De rechtbank heeft hetgeen appellant heeft ingebracht tegen de conclusie van de deskundige over zijn zelfredzaamheid ten onrechte niet in de uitspraak opgenomen. Appellant heeft behoefte aan passende ondersteuning waarmee hij in staat is tot ADL en het voeren van een gestructureerd huishouden.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Als uitgangspunt geldt dat de bestuursrechter het oordeel van een onafhankelijke, door hem ingeschakelde, deskundige kan volgen indien de door deze deskundige gebezigde motivering hem overtuigend voorkomt. Deze situatie doet zich hier voor. De door de deskundige gebezigde motivering is overtuigend. Het uitgebrachte rapport geeft blijk van een zorgvuldig onderzoek en is inzichtelijk en consistent. Ook anderszins zijn geen omstandigheden naar voren gekomen die aanleiding geven het rapport niet te volgen.
4.2.
Anders dan appellant betoogt is niet gebleken dat de conclusie van de deskundige onnavolgbaar is. De stelling van de deskundige, dat sprake is van een potentieel gevaar voor zelfverwaarlozing en gevaar voor de gezondheid doordat appellant zijn huis niet verwarmt, waar appellant echter tot nu toe adequaat mee omgaat, is niet inconsistent. De deskundige acht appellant op basis van zijn adequate omgang met de problemen, met inachtneming van zijn klachten, in staat om zonder verdere ondersteuning thuis te functioneren. Appellant heeft verder niet gemotiveerd waarom hij niet in staat zou zijn om te gaan met de situatie in zijn woning zodat er geen aanknopingspunten zijn om de verklaring van de deskundige op dit punt niet te volgen.
4.3.
Uit het voorgaande volgt dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand gelaten kunnen worden zodat het hoger beroep niet slaagt en de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking komt.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak, voor zover aangevochten.
Deze uitspraak is gedaan door H.J. de Mooij, in tegenwoordigheid van R. van Doorn als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 30 december 2020.
(getekend) H.J. de Mooij
(getekend) R. van Doorn