ECLI:NL:CRVB:2020:3470
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag Wlz-zorg wegens onvoldoende blijvende behoefte aan zorg en toezicht
Op 30 december 2020 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak van appellante tegen het CIZ, betreffende de afwijzing van haar aanvraag voor zorg op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz). Appellante, die lijdt aan spina bifida cervicaal met incomplete dwarslaesie en migraine, had op 24 mei 2016 een aanvraag ingediend voor Wlz-zorg. Deze aanvraag werd op 5 augustus 2016 door het CIZ afgewezen, omdat de medische adviseur van het CIZ concludeerde dat appellante niet voldeed aan de criteria voor Wlz-zorg. De adviseur stelde vast dat er geen blijvende behoefte was aan permanent toezicht of 24 uur per dag zorg in de nabijheid, en dat appellante in staat was om op relevante momenten zelf hulp in te roepen.
Na een ongegrondverklaring van het bezwaar door het CIZ op 24 maart 2017, heeft appellante beroep aangetekend bij de rechtbank Overijssel. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, waarbij zij oordeelde dat het onderzoek van het CIZ voldoende zorgvuldig was en dat appellante niet met medische documenten had onderbouwd dat zij regieproblemen had. Appellante ging in hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep, waarbij zij aanvoerde dat het medisch onderzoek van het CIZ onzorgvuldig en onvolledig was.
De Centrale Raad van Beroep heeft het oordeel van de rechtbank onderschreven en vastgesteld dat appellante niet in staat was om aan te tonen dat zij blijvend afhankelijk was van 24-uurs zorg. De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en bevestigde de aangevallen uitspraak. Er werd geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.