ECLI:NL:CRVB:2020:3468
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Proceskostenveroordeling na intrekking hoger beroep door het college van burgemeester en wethouders van Nijmegen
Op 30 december 2020 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak met nummer 17/5935 PW. Het hoger beroep was ingesteld door het college van burgemeester en wethouders van Nijmegen tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Gelderland van 21 juli 2017. Echter, op 12 juni 2020 heeft appellant het hoger beroep ingetrokken. Namens de betrokkenen, [betrokkene 1] en [betrokkene 2], heeft advocaat mr. B. Anik verzocht om appellant te veroordelen in de proceskosten. Appellant heeft hiertegen een verweerschrift ingediend.
De Raad heeft, onder toepassing van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht, besloten het onderzoek ter zitting achterwege te laten en het onderzoek te sluiten. In de overwegingen werd ingegaan op artikel 8:118, eerste lid, van de Awb, dat bepaalt dat bij intrekking van het hoger beroep het bestuursorgaan op verzoek van een partij kan worden veroordeeld in de proceskosten. Appellant heeft aangegeven geen aanleiding te zien om de proceskosten te vergoeden en verwees naar een eerdere uitspraak van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch.
De Centrale Raad van Beroep volgde het standpunt van appellant echter niet en oordeelde dat appellant veroordeeld moest worden in de kosten die de betrokkenen redelijkerwijs hebben moeten maken in verband met de behandeling van het hoger beroep. De kosten werden begroot op € 525,- voor verleende rechtsbijstand. De uitspraak werd gedaan door A.M. Overbeeke, in tegenwoordigheid van griffier E. Blijleven-de Vries, en is openbaar uitgesproken op 30 december 2020.