ECLI:NL:CRVB:2020:3451

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
29 december 2020
Publicatiedatum
30 december 2020
Zaaknummer
18/4310 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Schadevergoedingsuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake WIA met intrekking door appellante na tegemoetkoming door Uwv

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 29 december 2020 uitspraak gedaan in het hoger beroep van Stichting [A] tegen de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Het hoger beroep werd ingetrokken door appellante, omdat het Uwv met een gewijzigde beslissing op bezwaar van 12 juni 2020 volledig aan de bezwaren van appellante tegemoet was gekomen. De Raad heeft vervolgens geoordeeld dat het Uwv in de proceskosten van appellante moet worden veroordeeld. De proceskosten zijn begroot op € 525,- voor verleende rechtsbijstand in hoger beroep, en daarnaast is een vergoeding van € 1.098,10 voor medische informatie van de verzekeringsarts E. Khoe toegewezen. De totale kosten die het Uwv aan appellante moet vergoeden, bedragen € 1.623,10.

De uitspraak is gedaan door S.B. Smit-Colenbrander, in tegenwoordigheid van K.R. van Renswoude als griffier. De beslissing is openbaar uitgesproken op dezelfde datum als de uitspraak. De zaak betreft een proces in het bestuursrecht en socialezekerheidsrecht, waarbij de relevante artikelen van de Algemene wet bestuursrecht zijn toegepast, met name artikel 8:75a en 8:108, die betrekking hebben op de kostenveroordeling bij intrekking van het beroep.

Uitspraak

Datum uitspraak: 29 december 2020
18/4310 WIA
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:75a en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 14 juni 2018, 16/4674 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
Stichting [A] , gevestigd te [vestigingsplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
[naam] te [woonplaats]
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. M.A.J. Schrover hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft op 12 juni 2020 een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen.
Bij brief van 6 augustus 2020 heeft mr. L.J.Y. Hoeneveld-Mol, opvolgend gemachtigde, namens appellante het hoger beroep ingetrokken en gelijktijdig aan de Raad verzocht het Uwv te veroordelen in de proceskosten.
Het Uwv heeft geen verweerschrift ingediend.
Onder toepassing van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het onderzoek ter zitting achterwege gelaten. Vervolgens is het onderzoek gesloten.

OVERWEGINGEN

Artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Awb bepaalt dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld. Ingevolge artikel 8:108, eerste lid, van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Namens appellante is het hoger beroep ingetrokken omdat het Uwv met de gewijzigde beslissing op bezwaar van 12 juni 2020 volledig aan de bezwaren van appellante is tegemoetgekomen.
De Raad ziet aanleiding het Uwv te veroordelen in de kosten die appellante in verband met de behandeling van het hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. De proceskosten worden, ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht, begroot op € 525,- in hoger beroep voor verleende rechtsbijstand.
De gevraagde vergoeding in verband met de medische informatie van E. Khoe, verzekeringsarts, komt tot een bedrag van € 1.098,10 voor toewijzing in aanmerking.
Voor vergoeding van het betaalde griffierecht in hoger beroep kan appellante zich rechtstreeks tot het Uwv wenden.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep veroordeelt het Uwv in de kosten van appellante tot een bedrag van € 1.623,10.
Deze uitspraak is gedaan door S.B. Smit-Colenbrander, in tegenwoordigheid van
K.R. van Renswoude als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op
29 december 2020.
(getekend) S.B. Smit-Colenbrander
(getekend) K.R. van Renswoude