ECLI:NL:CRVB:2020:3447
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van ZW-uitkering en geschiktheid voor geselecteerde functies na medisch onderzoek
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 31 december 2020 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de beëindiging van zijn Ziektewet (ZW)-uitkering. Appellant, die eerder werkzaam was als voorman gritstraler/verfspuiter, had zich ziek gemeld op 14 september 2015 en ontving vanaf 14 december 2015 een ZW-uitkering. Het Uwv beëindigde deze uitkering per 11 april 2017, omdat appellant in staat werd geacht om meer dan 65% van zijn maatmaninkomen te verdienen. Appellant was het niet eens met deze beslissing en stelde dat zijn uitkering met terugwerkende kracht beëindigd was, en dat er een urenbeperking had moeten worden aangenomen.
De Raad oordeelde dat het medisch onderzoek door het Uwv zorgvuldig was uitgevoerd en dat er geen reden was om te twijfelen aan de conclusies van de verzekeringsarts. De stelling van appellant dat de geselecteerde functies niet geschikt waren, werd verworpen. De Raad bevestigde dat het Uwv op goede gronden had vastgesteld dat appellant per 11 april 2017 geen recht meer had op een ZW-uitkering. De aangevallen uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, met verbetering van gronden. Tevens werd het Uwv veroordeeld in de proceskosten van appellant, die in totaal € 1.837,50 bedroegen, inclusief griffierechten.