ECLI:NL:CRVB:2020:3441
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag bijzondere bijstand voor kosten vaatwasmachine op grond van artikel 35 PW
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 22 december 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de afwijzing van een aanvraag voor bijzondere bijstand door het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam. De appellant, die sinds 2007 bijstand ontvangt, had eerder aanvragen ingediend voor bijzondere bijstand voor de kosten van een vaatwasser, welke aanvragen waren afgewezen omdat de kosten niet als noodzakelijk werden beschouwd volgens artikel 35 van de Participatiewet (PW). De Raad heeft vastgesteld dat appellant medische beperkingen heeft die het afwassen bemoeilijken, maar oordeelt dat de kosten voor een vaatwasser niet noodzakelijk zijn. De Raad heeft overwogen dat appellant, ondanks zijn beperkingen, in staat is om met de hulp van zijn dochter en huishoudelijke hulp de afwas te doen. De rechtbank had eerder geoordeeld dat appellant niet aannemelijk had gemaakt dat er bijzondere omstandigheden waren die de kosten voor een vaatwasser rechtvaardigden. De Raad bevestigt dit oordeel en concludeert dat het college de aanvraag terecht heeft afgewezen. De uitspraak benadrukt de beoordelingsvrijheid van de bijstandverlenende instantie en de noodzaak voor appellant om aan te tonen dat de kosten voortvloeien uit bijzondere omstandigheden.