ECLI:NL:CRVB:2016:883
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag bijzondere bijstand voor kosten vaatwasser en bankstel
In deze zaak heeft appellant op 3 mei 2013 bijzondere bijstand aangevraagd voor de kosten van een bankstel en het vervangen van een vaatwasser. Het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam heeft deze aanvraag afgewezen, omdat er volgens hen geen sprake was van noodzakelijke kosten die voortvloeien uit bijzondere omstandigheden. De rechtbank Rotterdam heeft het beroep van appellant tegen deze afwijzing ongegrond verklaard, waarna appellant in hoger beroep ging.
De Centrale Raad van Beroep heeft de feiten en omstandigheden van de zaak beoordeeld. De Raad oordeelde dat de kosten voor het bankstel weliswaar noodzakelijk waren, maar dat appellant niet had aangetoond dat deze kosten voortvloeiden uit bijzondere omstandigheden. De Raad benadrukte dat het ontbreken van voldoende middelen om te sparen voor een bankstel geen bijzondere omstandigheid is in de zin van de Wet werk en bijstand (WWB).
Wat betreft de vaatwasser oordeelde de Raad dat appellant niet aannemelijk had gemaakt dat er een noodzaak was om deze te vervangen. Appellant had medische beperkingen, maar de Raad vond dat zijn dochter en de huishoudelijke hulp in staat waren om de afwas te doen. De Raad concludeerde dat het college de aanvraag om bijzondere bijstand voor zowel het bankstel als de vaatwasser terecht had afgewezen. Het hoger beroep van appellant werd dan ook afgewezen en de aangevallen uitspraak werd bevestigd.