ECLI:NL:CRVB:2020:3431
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het recht op Wajong-uitkering bij verblijf in het buitenland en toepassing van de hardheidsclausule
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 30 december 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Gelderland. De appellant, die in 2004 een Wajong-uitkering ontving vanwege psychische problematiek, was in januari 2016 naar Canada verhuisd om bij zijn partner te wonen. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) had geweigerd om de Wajong-uitkering van de appellant te continueren tijdens zijn verblijf in Canada, met als reden dat er geen zwaarwegende redenen waren om van het exportverbod af te wijken. De rechtbank Gelderland had het beroep van de appellant gegrond verklaard, maar het Uwv ging in hoger beroep.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de rechtbank Gelderland onbevoegd was en dat de eerdere uitspraak van de rechtbank als bevoegdelijk moest worden aangemerkt. De Raad bevestigde dat het recht op Wajong-uitkering eindigt wanneer de jonggehandicapte buiten Nederland gaat wonen, tenzij er sprake is van uitzonderlijke omstandigheden die een beroep op de hardheidsclausule rechtvaardigen. De Raad concludeerde dat de appellant niet kon aantonen dat zijn situatie in januari 2016 voldeed aan de criteria voor de hardheidsclausule, en dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat er geen zwaarwegende redenen waren om de uitkering te continueren. Het hoger beroep van de appellant werd afgewezen en de uitspraak van de rechtbank werd bevestigd.