ECLI:NL:CRVB:2020:3424
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard na tegemoetkoming aan bezwaren van appellante in sociale zekerheidszaak
Op 29 december 2020 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak van appellante tegen de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). De zaak betreft een hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Noord-Holland van 15 juni 2017, waarin het beroep van appellante tegen een besluit van het Uwv ongegrond was verklaard. Het Uwv had op 29 februari 2016 medegedeeld dat de uitkering van appellante op grond van de Ziektewet per 4 maart 2016 zou worden beëindigd. Het bezwaar hiertegen werd op 29 juni 2016 ongegrond verklaard.
De rechtbank heeft het beroep van appellante gegrond verklaard en het bestreden besluit vernietigd, waarbij het Uwv werd veroordeeld tot vergoeding van proceskosten. Appellante heeft vervolgens hoger beroep ingesteld. Tijdens de zitting op 18 april 2019 was appellante aanwezig, maar het Uwv was niet verschenen. Na de zitting werd het onderzoek heropend en werd psychiater J. Blank-Contant benoemd als deskundige. Deze deskundige heeft op 5 december 2019 een rapport uitgebracht.
Op 20 februari 2020 heeft het Uwv een nieuwe beslissing op bezwaar genomen, waarin werd meegedeeld dat aan de bezwaren van appellante werd tegemoetgekomen en dat zij per 4 maart 2016 onverkort ziekengeld op grond van de Ziektewet zou ontvangen. De Raad heeft vastgesteld dat met deze beslissing volledig aan de bezwaren van appellante is tegemoetgekomen, waardoor er geen (proces)belang meer was bij een beoordeling van de eerdere uitspraak van de rechtbank. Daarom heeft de Raad het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard en het Uwv veroordeeld in de proceskosten van appellante tot een bedrag van € 31,-, evenals de vergoeding van het griffierecht van € 124,-.