ECLI:NL:CRVB:2020:3411
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake WGA-loonaanvullingsuitkering en arbeidsongeschiktheidsevaluatie
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 29 december 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep over de WGA-loonaanvullingsuitkering van een betrokkene die sinds 2009 arbeidsongeschikt is. De betrokkene, die werkzaam was als vakman in de grond-, weg- en waterbouw, heeft in 2011 een loongerelateerde WGA-uitkering ontvangen, waarbij zijn arbeidsongeschiktheid op 75% werd vastgesteld. In 2014 werd deze uitkering omgezet naar een WGA-loonaanvullingsuitkering met een arbeidsongeschiktheidsklasse van 65 tot 80%.
Na een melding van verslechterde gezondheid door de betrokkene in 2015, heeft het Uwv vastgesteld dat zijn arbeidsongeschiktheid niet was gewijzigd. Appellante, de werkgever van de betrokkene, heeft hiertegen bezwaar gemaakt en stelde dat de klachten van de betrokkene duurzaam waren en dat hij in aanmerking moest komen voor een IVA-uitkering. De rechtbank Oost-Brabant heeft het beroep van appellante ongegrond verklaard, wat leidde tot het hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep.
De Raad heeft een deskundige benoemd die concludeerde dat er geen medische grondslag was voor verdergaande beperkingen dan die in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) waren vastgesteld. De deskundige oordeelde dat de betrokkene in staat was om de geselecteerde functies, waaronder die van schoonmaker, te vervullen. De Raad heeft de conclusies van de deskundige onderschreven en het hoger beroep van appellante afgewezen, waarbij de eerdere uitspraak van de rechtbank werd bevestigd.