ECLI:NL:CRVB:2020:3391
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de toegenomen beperkingen voor WIA-uitkering na eerdere afwijzing
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 29 december 2020 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de beslissing van de rechtbank Gelderland. Appellant had eerder een WIA-uitkering ontvangen, maar deze was in 2016 beëindigd omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. Appellant meldde zich in 2018 opnieuw ziek met toegenomen klachten en verzocht om herbeoordeling van zijn WIA-uitkering. Het Uwv weigerde deze aanvraag, omdat er volgens hen geen toegenomen beperkingen waren vastgesteld. De rechtbank heeft het beroep van appellant tegen deze beslissing ongegrond verklaard, wat appellant niet accepteerde en daarom hoger beroep instelde.
Tijdens de zitting op 17 november 2020 heeft appellant zijn standpunt toegelicht, bijgestaan door zijn advocaat, terwijl het Uwv werd vertegenwoordigd door een medewerker. De Centrale Raad van Beroep heeft de argumenten van appellant en de medische rapporten van het Uwv zorgvuldig overwogen. De Raad concludeerde dat het Uwv terecht had vastgesteld dat er geen sprake was van toegenomen beperkingen. De eerdere medische beoordelingen waren voldoende zorgvuldig en de rapporten van de verzekeringsartsen waren overtuigend. De Raad oordeelde dat de rechtbank de zaak op juiste wijze had beoordeeld en dat er geen aanleiding was om de beslissing van het Uwv te herzien. Het hoger beroep van appellant werd dan ook afgewezen en de uitspraak van de rechtbank werd bevestigd.