ECLI:NL:CRVB:2020:3389

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
17 december 2020
Publicatiedatum
28 december 2020
Zaaknummer
19/4423 AOW-PV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag ouderdomspensioen op basis van AOW-verzekering en huwelijks tijdvakken

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 17 december 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Amsterdam. De appellante, geboren in 1952 en getrouwd in 1977, had een aanvraag voor een ouderdomspensioen ingediend, welke was afgewezen omdat zij niet verzekerd was voor de AOW. De rechtbank oordeelde dat appellante niet in Nederland had gewoond of gewerkt, waardoor zij niet voldeed aan de vereisten van artikel 6 van de AOW. Daarnaast was appellante ook niet verzekerd op basis van huwelijks tijdvakken volgens artikel 21 van het Algemeen verdrag inzake sociale zekerheid tussen Nederland en Marokko. De rechtbank bevestigde dat er geen gegevens beschikbaar waren over de verzekeringsperiodes van de echtgenoot van appellante, die recht had op een ouderdomspensioen, maar wiens dossier niet meer aanwezig was. De Centrale Raad van Beroep onderschreef het oordeel van de rechtbank en bevestigde de afwijzing van de aanvraag. Appellante was het niet eens met deze beslissing, vooral omdat zij ziek was en geen inkomen had. De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en dat de eerdere uitspraak moest worden bevestigd. Er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. Partijen kunnen binnen zes weken na verzending beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.

Uitspraak

19.4423 AOW-PV

Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 23 september 2019, 19/2039 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (Marokko) (appellante)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)
Datum uitspraak: 17 december 2020
Zitting heeft: mr. A. van Gijzen
Griffier: R.H. Koopman
Ter zitting is via videobellen verschenen: mr. J.A.H. Koning.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze beslissing is uitgesproken in het openbaar. Zij is gebaseerd op de volgende overwegingen.
1.1.
Appellante is geboren in 1952 en is [in] 1977 getrouwd met [naam] , geboren in 1925. De echtgenoot had recht op een ouderdomspensioen ingevolge de Algemene Ouderdomswet (AOW), waarop een korting van 96% was toegepast. De echtgenoot is op [sterfdatum] 1999 overleden.
1.2.
Appellante heeft op 23 oktober 2017 een ouderdomspensioen aangevraagd. Bij besluit van 27 februari 2018 is de aanvraag afgewezen. Bij beslissing op bezwaar van 22 februari 2019 (bestreden besluit) is het bezwaar tegen het besluit van 27 februari 2018 ongegrond verklaard.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De rechtbank is van oordeel dat appellante niet in Nederland heeft gewoond of gewerkt, zodat zij niet verzekerd is geweest op grond van artikel 6 van de AOW. Appellante is evenmin verzekerd voor de AOW op grond van huwelijks tijdvakken ingevolge artikel 21, eerste lid, van het Algemeen verdrag inzake sociale zekerheid tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Koninkrijk Marokko. Uit archiefgegevens van de Svb blijkt dat de echtgenoot van appellante recht had op een ouderdomspensioen, maar het papieren dossier is niet meer aanwezig. Hierdoor zijn bij de Svb geen gegevens bekend over de periodes van verzekering. Op de vraag van de Svb of haar echtgenoot na het huwelijk in 1977 nog in Nederland heeft gewoond of gewerkt, heeft appellante niet gereageerd. Nu niet duidelijk is wanneer de echtgenoot van appellante verzekerd was voor de AOW, heeft appellante naar het oordeel van de rechtbank geen recht op een ouderdomspensioen.
3. Appellante is het niet eens met het oordeel van de rechtbank, omdat zij ziek is en geen inkomen heeft.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Het oordeel van de rechtbank en de daaraan ten grondslag liggende overwegingen worden ten volle onderschreven. Daaraan wordt nog toegevoegd dat de Svb uit haar digitale archief niet meer kan afleiden over welke periode de echtgenoot van appellante verzekerd is geweest voor de AOW. Verder heeft de Svb nog onderzoek gedaan in de basisregistratie personen en in het Schakelregister, maar de echtgenoot van appellante is niet in die registers gevonden. De in hoger beroep door appellante ingezonden stukken hebben geen betrekking op de verzekerde periodes van haar echtgenoot voor de AOW. De Svb heeft de aanvraag van appellante dan ook terecht afgewezen.
4.2.
Hieruit volgt dat het hoger beroep niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.
Waarvan proces-verbaal.
De griffier Het lid van de enkelvoudige kamer
(getekend) R.H. Koopman (getekend) A. van Gijzen
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de datum van verzending beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (Postbus 20303, 2500 EH Den Haag) ter zake van schending of verkeerde toepassing van bepalingen over het begrip verzekerde.