ECLI:NL:CRVB:2020:3389
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag ouderdomspensioen op basis van AOW-verzekering en huwelijks tijdvakken
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 17 december 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Amsterdam. De appellante, geboren in 1952 en getrouwd in 1977, had een aanvraag voor een ouderdomspensioen ingediend, welke was afgewezen omdat zij niet verzekerd was voor de AOW. De rechtbank oordeelde dat appellante niet in Nederland had gewoond of gewerkt, waardoor zij niet voldeed aan de vereisten van artikel 6 van de AOW. Daarnaast was appellante ook niet verzekerd op basis van huwelijks tijdvakken volgens artikel 21 van het Algemeen verdrag inzake sociale zekerheid tussen Nederland en Marokko. De rechtbank bevestigde dat er geen gegevens beschikbaar waren over de verzekeringsperiodes van de echtgenoot van appellante, die recht had op een ouderdomspensioen, maar wiens dossier niet meer aanwezig was. De Centrale Raad van Beroep onderschreef het oordeel van de rechtbank en bevestigde de afwijzing van de aanvraag. Appellante was het niet eens met deze beslissing, vooral omdat zij ziek was en geen inkomen had. De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en dat de eerdere uitspraak moest worden bevestigd. Er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. Partijen kunnen binnen zes weken na verzending beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.