ECLI:NL:CRVB:2020:3384
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van hoger beroep inzake sociale zekerheidswetgeving
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 23 december 2020 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellanten tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 31 juli 2019. De Raad had eerder, op 23 juni 2020, het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard omdat het hogerberoepschrift niet tijdig was ingediend. Appellanten, vertegenwoordigd door drs. F. Elidrissi, hebben verzet aangetekend tegen deze beslissing. Tijdens de zitting op 11 december 2020 zijn partijen niet verschenen.
De Raad heeft overwogen dat de termijn voor het indienen van het hogerberoepschrift op 16 september 2019 verstreken was. Het hogerberoepschrift werd pas op 17 september 2019 ingediend, wat betekent dat het niet tijdig was. De gemachtigde van appellanten voerde aan dat de rechtbank de uitspraak tijdens zijn vakantie had verzonden en dat hij maatregelen had getroffen om zijn post te laten afhandelen. Echter, PostNL had geweigerd de aangetekende brief aan de door hem aangewezen persoon mee te geven, waardoor de brief retour was gestuurd naar de rechtbank.
De Raad oordeelde dat de omstandigheden die door de gemachtigde zijn aangevoerd geen aanleiding gaven om te concluderen dat de termijnoverschrijding verschoonbaar was. De rechtbank had de uitspraak op de juiste wijze bekendgemaakt en de gemachtigde had niet aangetoond dat hij alle maatregelen had getroffen om kennisneming van de post mogelijk te maken. Daarom werd het verzet ongegrond verklaard en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.