ECLI:NL:CRVB:2020:3384

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
23 december 2020
Publicatiedatum
28 december 2020
Zaaknummer
19/3996 PW-V
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van hoger beroep inzake sociale zekerheidswetgeving

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 23 december 2020 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellanten tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 31 juli 2019. De Raad had eerder, op 23 juni 2020, het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard omdat het hogerberoepschrift niet tijdig was ingediend. Appellanten, vertegenwoordigd door drs. F. Elidrissi, hebben verzet aangetekend tegen deze beslissing. Tijdens de zitting op 11 december 2020 zijn partijen niet verschenen.

De Raad heeft overwogen dat de termijn voor het indienen van het hogerberoepschrift op 16 september 2019 verstreken was. Het hogerberoepschrift werd pas op 17 september 2019 ingediend, wat betekent dat het niet tijdig was. De gemachtigde van appellanten voerde aan dat de rechtbank de uitspraak tijdens zijn vakantie had verzonden en dat hij maatregelen had getroffen om zijn post te laten afhandelen. Echter, PostNL had geweigerd de aangetekende brief aan de door hem aangewezen persoon mee te geven, waardoor de brief retour was gestuurd naar de rechtbank.

De Raad oordeelde dat de omstandigheden die door de gemachtigde zijn aangevoerd geen aanleiding gaven om te concluderen dat de termijnoverschrijding verschoonbaar was. De rechtbank had de uitspraak op de juiste wijze bekendgemaakt en de gemachtigde had niet aangetoond dat hij alle maatregelen had getroffen om kennisneming van de post mogelijk te maken. Daarom werd het verzet ongegrond verklaard en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

Datum uitspraak: 23 december 2020
19/3996 PW-V
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:55, zevende lid, en 8:108, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 31 juli 2019, 18/7068 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] en [appellante] te [woonplaats] (appellanten)
het college van burgemeester en wethouders van Alphen aan den Rijn

PROCESVERLOOP

Bij uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:54 en 8:108, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht van 23 juni 2020 heeft de Raad het door appellanten ingestelde hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak niet‑ontvankelijk verklaard.
Namens appellanten heeft drs. F. Elidrissi (gemachtigde) verzet gedaan.
Het verzet is ter behandeling aan de orde gesteld ter zitting van 11 december 2020. Partijen zijn niet verschenen.

OVERWEGINGEN

In de uitspraak van de Raad van 23 juni 2020 staat dat het hogerberoepschrift niet tijdig is ingediend en dat redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat appellanten niet in verzuim zijn geweest.
De laatste dag waarop tijdig een hogerberoepschrift kon worden ingediend was 16 september 2019. Namens appellanten heeft gemachtigde op 17 september 2019w digitaal hoger beroep ingesteld. Daarmee staat vast dat het hogerberoepschrift niet tijdig is ingediend.
In verzet heeft gemachtigde verklaard dat de rechtbank de aangevallen uitspraak heeft toegezonden tijdens zijn vakantie. Gemachtigde had er voor gezorgd dat een derde zijn post kon afhalen gedurende zijn vakantieperiode. Deze persoon is met het afhaalbericht van PostNL naar het kantoor gegaan om de brief van de rechtbank af te halen, maar PostNL heeft geweigerd de aangetekend verzonden brief aan deze persoon mee te geven. Volgens mededeling van PostNL moest gemachtigde zelf het poststuk afhalen. Na terugkomst van vakantie had PostNL de brief retour gestuurd naar de rechtbank, waar de brief op 20 augustus 2019 werd ontvangen. De rechtbank heeft de brief opnieuw toegezonden per gewone post op het moment dat de beroepstermijn was verstreken.
Gemachtigde heeft deze gronden ook aangevoerd in de procedure waartegen het verzet is ingediend. In die procedure heeft de Raad geoordeeld dat de omstandigheden die gemachtigde heeft aangevoerd geen aanleiding geven om te concluderen dat de termijnoverschrijding verschoonbaar is. De uitspraak is door de rechtbank op de juiste wijze bekend gemaakt. Gemachtigde heeft ook in verzet niet aangetoond dat door hem alle maatregelen zijn getroffen om kennisneming en afhandeling van (aangetekende) poststukken door een ander mogelijk te maken. Nu ook overigens niet is gebleken van feiten of omstandigheden die leiden tot het oordeel dat appellanten niet in verzuim zijn geweest, moet het verzet ongegrond worden verklaard.
Voor een proceskostenveroordeling van het verzet is geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door J.C. Boeree, in tegenwoordigheid van R. van Doorn als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 23 december 2020.
(getekend) J.C. Boeree
(getekend) R. van Doorn