1.2.1.In dat kader hebben de toezichthouders onder meer op 16 augustus 2017 een gesprek met appellante gevoerd. Voor appellante, die de Nederlandse taal niet goed machtig is, trad haar (uitwonende) dochter op als tolk. De verklaring die appellante tijdens dat gesprek heeft afgelegd, is op schrift gesteld en door appellante per pagina ondertekend. Deze verklaring, inclusief vragen van de toezichthouders, luidt, voor zover hier van belang, als volgt, waarbij de vragen met ‘V’ zijn geduid en de antwoorden van appellante met ‘A’:
“V: Uit onderzoek is gebleken dat u vorig jaar lang in Turkije verbleef. U maakte daarvan geen melding. Wat kunt u daarover verklaren? Hoe vaak en vanaf welke data verbleef u in Turkije?
A: Ik ben vorig jaar wel in Turkije geweest omdat mijn vader ziek was. Het was onverwacht en het had spoed om daar heen te gaan. Ik dacht omstreeks de maand mei 2016. Ik was er niet zo lang. Ik denk ongeveer twee weken. Ik heb het niet ingevuld op de statusformulieren omdat ik dacht dat dit niet nodig was.
V: Bent u dat jaar nog vaker naar Turkije geweest?
A: Nee, ik ging in mei 2016 en kwam zo’n twee weken later terug.
V: Wij hebben bescheiden waarop uw gegevens zijn vermeld, de dagen en tijden waarop uw tickets betrekking hebben, de vluchtnummers en de kosten van de tickets. Kunt u uitleggen waarom uw gegevens daarop zijn vermeld?
A: Mijn vader en moeder zijn alleen. Zij hebben ondersteuning nodig. Nadat ik in de maand mei 2016 weer thuis kwam heb ik opnieuw een reis geboekt. Ik ben toen later in het jaar weer teruggegaan naar Turkije voor een langere periode. Ik weet niet precies wat de in- en uitreisdata waren. Ik weet het niet zeker maar denk dat ik beide keren vloog met Pegasus.
V: Hoe boekte u uw tickets?
A: De eerste reis betaalde mijn dochter (Y). [...] Bij de tweede reis heeft Y ook de reis betaald en geboekt via internet. [...]
V: Wij zien nu op uw bankafschriften dat u op 3 oktober 2016 om 19.29 uur een bedrag van € 1.250,- opnam in Nijmegen. Volgens ons kwam u op 3 oktober 2016 terug uit Istanbul. Kunt u dit verklaren?
A: Ik herinner het me nu. Ik ben de tweede keer in 2016 een behoorlijk lange tijd naar Turkije geweest. Ik heb onder andere daarvoor geld geleend en toen ik terugkwam heb ik direct geld opgenomen om mijn schulden te betalen, mogelijk op 3 oktober 2016. [...]”
1.2.2.Na afloop van het gesprek heeft het college appellante bij brief van 16 augustus 2017 verzocht nadere gegevens te verstrekken over elke reis die zij vanaf 11 juni 2001 naar het buitenland heeft gemaakt. Hierbij heeft het college appellante erop gewezen dat het van groot belang is dat de door haar over te leggen gegevens objectief controleerbaar zijn. Bij deze brief heeft het college een brief gevoegd, in de Turkse taal gesteld en gericht aan het Hoofdkantoor van Politie Provincie Ankara, met een verzoek om een uittreksel over de in- en uitreisdata naar en van Turkije. Appellante diende deze brief zelf te posten met een kopie van haar Turkse identiteitskaart dan wel haar Turkse paspoort.
1.2.3.In november 2017 en januari 2018 heeft appellante onder meer de volgende bescheiden overgelegd:
- een deel van haar Turkse paspoort, met de volgende zichtbare stempels: ‘Istanbul 03 10 16’ en ‘T.C. Samsun 28 .. 17’ en
- een document, opgesteld in de Turkse taal en afkomstig van de Politie Provincie Ankara, met de in- en uitreisgegevens van appellante over de periode van 20 juli 2013 tot en met 15 augustus 2017 naar en vanuit Turkije (document 1).
Op document 1, voorzien van een zogeheten QR-code en een barcode, is zichtbaar dat appellante in 2016 Turkije is ingereisd op 29 juni 2016, en op 3 oktober 2016 weer is uitgereisd. Voorts is zichtbaar dat appellante in 2015 en 2017 eenmaal Turkije is in- en uitgereisd en in 2014 tweemaal.
1.2.4.De bevindingen van het onderzoek zijn neergelegd in een rapport van 28 maart 2018. Daarin staat onder meer het volgende. Bij document 1 werd tevens een beëdigd, in de Nederlandse taal gesteld document ontvangen met daarop de in- en uitreisgegevens naar en vanuit Turkije in de periode van 20 juli 2013 tot en met 15 augustus 2017. De QR-code was kennelijk door het kopiëren van slechte kwaliteit. Het originele document uit Turkije en/of de originele vertaling werden nimmer ontvangen, waardoor de echtheid van document 1 niet kon worden gecontroleerd. De verklaring van appellante dat zij in 2016 in mei ongeveer twee weken in Turkije verbleef, is concreet genoeg om voor waar aan te nemen. Niet uitgesloten kan worden dat appellante in Turkije verbleef zonder dat de autoriteiten in Turkije de in- en/of uitreisgegevens juist hebben geregistreerd.