ECLI:NL:CRVB:2020:3363
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering WIA-uitkering na zorgvuldig medisch onderzoek en beoordeling van arbeidsongeschiktheid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 24 december 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Den Haag. Appellant, die als keukenhulp werkzaam was, had zich op 1 oktober 2014 ziekgemeld en vroeg op 5 december 2017 een WIA-uitkering aan. Het UWV weigerde deze uitkering op basis van een Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) die aangaf dat de mate van arbeidsongeschiktheid minder dan 35% was. Appellant maakte bezwaar, maar het UWV handhaafde zijn besluit na aanvullend onderzoek door verzekeringsartsen.
De rechtbank oordeelde dat het medisch onderzoek voldoende zorgvuldig was en dat de klachten van appellant adequaat waren beoordeeld. Appellant ging in hoger beroep en stelde dat de medische beoordeling onvoldoende was en dat er meer beperkingen in de FML opgenomen moesten worden. De Raad bevestigde echter de uitspraak van de rechtbank, oordelend dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat er geen aanleiding was om de FML te wijzigen. De Raad concludeerde dat de geduide functies voor appellant geschikt waren en dat er geen nieuwe medische feiten waren die een ander oordeel rechtvaardigden.
De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldig medisch onderzoek en de noodzaak voor appellanten om nieuwe medische feiten aan te dragen die de eerdere beoordelingen kunnen ondermijnen. De Centrale Raad van Beroep bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en wees het verzoek om benoeming van een deskundige af, omdat er geen aanleiding was voor twijfels over de bevindingen van het UWV.