Uitspraak
18.1024 WIA
OVERWEGINGEN
BESLISSING
- bevestigt de aangevallen uitspraak;
- wijst het verzoek om veroordeling tot vergoeding van schade af.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 23 december 2020 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen de weigering van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om haar een WIA-uitkering toe te kennen. Appellante, die als zwembadmedewerkster werkte, had zich op 15 februari 2013 ziek gemeld en verzocht om een WIA-uitkering. Het Uwv weigerde deze aanvraag op basis van een medische beoordeling die concludeerde dat appellante minder dan 35% arbeidsongeschikt was. De rechtbank Amsterdam had het beroep van appellante tegen deze beslissing ongegrond verklaard, waarna zij in hoger beroep ging.
De Centrale Raad oordeelde dat het medisch onderzoek door de verzekeringsartsen zorgvuldig was uitgevoerd en dat er geen reden was om te twijfelen aan de vastgestelde belastbaarheid van appellante, zoals neergelegd in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML). De Raad volgde de rechtbank in haar oordeel dat er geen schending was van het beginsel van equality of arms, aangezien appellante voldoende gelegenheid had gehad om haar standpunt te onderbouwen met medische informatie. De Raad bevestigde dat de verzekeringsartsen de relevante medische gegevens hadden meegewogen en dat er geen noodzaak was voor een onafhankelijke deskundige.
Uiteindelijk concludeerde de Raad dat het hoger beroep van appellante niet slaagde en bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank. Het verzoek om schadevergoeding werd afgewezen, en er werd geen veroordeling in de proceskosten uitgesproken.