Uitspraak
20.816 PW, 20/817 PW
17 februari 2020, 19/5016 en 19/5443 (aangevallen uitspraak)
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 1 december 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 17 februari 2020. De appellante, die met haar twee minderjarige kinderen een woning huurt in Rotterdam, had aanvragen om bijzondere bijstand ingediend voor kosten gerelateerd aan verhuizing, inrichting, stoffering en dubbele huur. Deze aanvragen werden door het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam afgewezen, omdat er geen sociale of medische noodzaak voor de verhuizing was aangetoond. De rechtbank heeft de beroepen tegen deze afwijzingen ongegrond verklaard.
In hoger beroep heeft appellante betoogd dat haar verhuizing noodzakelijk was en dat het college ten onrechte geen kostenvergoeding voor bezwaar heeft toegekend. De Raad heeft overwogen dat het aan appellante was om aannemelijk te maken dat de verhuizing en de daarmee samenhangende kosten noodzakelijk waren. De Raad concludeert dat appellante hierin niet is geslaagd, aangezien er geen urgentieverklaring op medische gronden aanwezig was en er geen sociale noodzaak is aangetoond. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en wijst het hoger beroep af.
De Raad heeft ook geoordeeld dat er geen aanleiding is voor een veroordeling in de proceskosten, aangezien het hoger beroep niet slaagde. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de voorzitter en de griffier.