Uitspraak
19 2865 ZW
PROCESVERLOOP
OVERWEGINGEN
BESLISSING
.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 24 december 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Overijssel. De appellant, die zich ziek had gemeld wegens overgevoeligheid voor bepaalde geuren, had zijn ZW-uitkering zien beëindigen door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). De rechtbank had het beroep van appellant tegen het besluit van het Uwv ongegrond verklaard, omdat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en er geen objectieve medische informatie was die de klachten van appellant kon onderbouwen. De rechtbank oordeelde dat de aandoening Meervoudige Chemische Sensitiviteit (MCS) niet als een medisch objectiveerbare aandoening werd erkend.
In hoger beroep herhaalde appellant zijn standpunt dat hij door MCS niet in staat was zijn eigen werk te verrichten. Hij voegde een verzekeringsgeneeskundige expertise van verzekeringsarts P.J.A.J. van Amersfoort en informatie van zijn huisarts toe ter ondersteuning van zijn claim. Het Uwv verwees naar een rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep, waarin werd gepleit voor bevestiging van de eerdere uitspraak.
De Raad oordeelde dat aan de subjectieve beleving van appellant geen doorslaggevende betekenis kon worden toegekend en dat er geen bewijs was dat appellant op medische gronden niet in staat was om zijn werk te verrichten. De Raad volgde de rechtbank in haar oordeel en concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.