ECLI:NL:CRVB:2020:3223
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de arbeidsongeschiktheid van appellante in het kader van de WIA
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 16 december 2020 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. Appellante, die zich ziek had gemeld met fibromyalgie en psychische klachten, was het niet eens met de vaststelling van haar arbeidsongeschiktheid door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). De rechtbank had eerder geoordeeld dat het medisch onderzoek door de verzekeringsarts zorgvuldig was uitgevoerd en dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de medische grondslag van het besluit van het Uwv. De verzekeringsarts bezwaar en beroep had appellante zowel lichamelijk als psychisch onderzocht en had geen reden gezien om een psychiatrische expertise aan te vragen. Appellante voerde aan dat zij recht had op een IVA-uitkering, maar de Raad oordeelde dat het Uwv voldoende had gemotiveerd dat de functies die aan de berekening van het arbeidsongeschiktheidspercentage ten grondslag lagen, medisch geschikt waren voor appellante. De Raad volgde de rechtbank in haar oordeel dat er geen aanleiding was voor een urenbeperking op preventieve of energetische gronden. De ingebrachte medische informatie door appellante bood geen nieuwe inzichten die de eerdere beoordelingen konden herzien. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en wees het verzoek van appellante om een psychiater te benoemen af, omdat er geen grond was voor twijfel aan de medische beoordeling door de verzekeringsartsen.