ECLI:NL:CRVB:2020:3218
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het bestreden besluit inzake schadevergoeding voor een dienstreis door een ambtenaar
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 17 december 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Noord-Holland. De appellant, werkzaam bij de Belastingdienst, had een verzoek ingediend om schadevergoeding voor een auto-ongeluk dat hij had gehad tijdens een dienstreis naar een cursuslocatie. De staatssecretaris van Financiën had dit verzoek afgewezen, omdat het incident niet als een dienstongeval werd gekwalificeerd. De rechtbank had de afwijzing van de staatssecretaris bevestigd, en de appellant ging in hoger beroep.
De Raad voor de Rechtspraak oordeelde dat de rechtbank terecht had geconcludeerd dat de appellant onvoorzichtig had gereden, en dat er geen nieuwe gronden waren aangevoerd die de eerdere beslissing konden ondermijnen. De Raad onderschreef de overwegingen van de rechtbank en voegde eraan toe dat het beleid van de staatssecretaris, zoals eerder vastgesteld in een uitspraak uit 2000, niet onredelijk was. De Raad bevestigde dat de appellant geen recht had op schadevergoeding, omdat hij meer dan incidenteel gebruik had gemaakt van zijn privéauto voor dienstreizen, en dat de staatssecretaris binnen zijn beoordelingsruimte was gebleven.
De uitspraak benadrukt de voorwaarden waaronder ambtenaren aanspraak kunnen maken op schadevergoeding voor ongevallen tijdens dienstreizen, en bevestigt dat de staatssecretaris de juiste procedure heeft gevolgd in de beoordeling van het verzoek van de appellant. De Raad besloot dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten.