ECLI:NL:CRVB:2020:3205
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering IVA-uitkering op basis van niet-duurzame arbeidsongeschiktheid na ziekenhuisopname
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 17 december 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Rotterdam. De zaak betreft de weigering van een IVA-uitkering aan een werknemer die zich ziek had gemeld met myelofibrose en vermoeidheidsklachten. De werknemer was na een stamceltransplantatie in 2014 weer aan het werk gegaan, maar had in januari 2016 een longontsteking opgelopen, waarvoor hij in het ziekenhuis moest worden opgenomen. Het Uwv had vastgesteld dat de werknemer per 13 januari 2016 niet duurzaam arbeidsongeschikt was, omdat de medische situatie naar verwachting zou verbeteren. De rechtbank had deze beslissing bevestigd, en appellante, de werkgever, ging in hoger beroep.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de verzekeringsarts bij de beoordeling van de duurzaamheid van de arbeidsongeschiktheid terecht rekening had gehouden met de mogelijkheid van verbetering van de medische situatie van de werknemer. De Raad benadrukte dat het aan de verzekeringsarts is om een inschatting te maken van de herstelkansen en dat latere ontwikkelingen niet meegewogen hoeven te worden. De Raad concludeerde dat er geen reden was om te twijfelen aan de conclusie van de verzekeringsarts dat de werknemer niet voldeed aan de criteria voor volledige en duurzame arbeidsongeschiktheid. Het hoger beroep van appellante werd dan ook afgewezen en de eerdere uitspraak werd bevestigd.