ECLI:NL:CRVB:2020:3183
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering van een WIA-uitkering op basis van psychische en fysieke klachten
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 16 december 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Amsterdam. De appellant, die zich ziek had gemeld met lichamelijke en psychische klachten, had een aanvraag ingediend voor een WIA-uitkering. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) weigerde deze uitkering, omdat de appellant minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. De rechtbank had het beroep van de appellant tegen deze beslissing ongegrond verklaard, en de appellant ging in hoger beroep.
De Raad heeft de argumenten van de appellant in hoger beroep beoordeeld, waarbij hij stelde dat zijn mate van arbeidsongeschiktheid ten onrechte was vastgesteld. De Raad oordeelde dat de beperkingen van de appellant correct waren vastgesteld in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 19 april 2017. De arts bezwaar en beroep had afdoende gemotiveerd waarom de psychische en fysieke klachten van de appellant niet leidden tot verdergaande beperkingen. De Raad benadrukte dat er geen ernstige psychiatrische afwijkingen waren geobserveerd en dat de klachten van de appellant niet voldoende onderbouwd waren met medische stukken.
De Raad concludeerde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat de geselecteerde functies passend waren voor de appellant en dat er geen aanleiding was om een deskundige te benoemen. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en het hoger beroep van de appellant werd afgewezen. Er werd geen veroordeling in de proceskosten uitgesproken.