ECLI:NL:CRVB:2020:3180

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
16 december 2020
Publicatiedatum
15 december 2020
Zaaknummer
18/5951 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking hoger beroep na tegemoetkoming door Uwv in bezwaar

In deze zaak heeft appellante, vertegenwoordigd door mr. W.N. van der Voet, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag van 8 oktober 2018. Het hoger beroep was gericht tegen de beslissing van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) inzake de WIA. Op 31 juli 2020 heeft het Uwv een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen, waarbij het volledig tegemoetkwam aan de bezwaren van appellante. Hierdoor heeft appellante op 31 augustus 2020 het hoger beroep ingetrokken en verzocht om een proceskostenvergoeding.

De Centrale Raad van Beroep heeft vastgesteld dat het Uwv reeds had besloten tot vergoeding van de kosten in de bezwaarfase en dat de rechtbank eerder al een proceskostenveroordeling had uitgesproken. De Raad heeft vervolgens de proceskosten in het hoger beroep beoordeeld en vastgesteld dat deze € 525,- bedragen voor verleende rechtsbijstand. De Raad heeft het Uwv veroordeeld in deze kosten.

De uitspraak is gedaan door J.P.M. Zeijen, in tegenwoordigheid van K.R. van Renswoude als griffier, en is openbaar uitgesproken op 16 december 2020. De appellante kan zich voor vergoeding van het griffierecht in hoger beroep rechtstreeks tot het Uwv wenden.

Uitspraak

Datum uitspraak: 16 december 2020
18/5951 WIA
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:75a en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van
8 oktober 2018, 17/8103 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

PROCESVERLOOP

Namens appellante heeft mr. W.N. van der Voet, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft op 31 juli 2020 een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen.
Bij brief van 31 augustus 2020 heeft mr. Van der Voet namens appellante het hoger beroep ingetrokken en gelijktijdig aan de Raad verzocht het Uwv te veroordelen in de proceskosten.
Het Uwv heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid een verweerschrift in te dienen.
Onder toepassing van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het onderzoek ter zitting achterwege gelaten. Vervolgens is het onderzoek gesloten.

OVERWEGINGEN

Artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Awb bepaalt dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld. Ingevolge artikel 8:108, eerste lid, van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Namens appellante is het hoger beroep ingetrokken omdat het Uwv met de gewijzigde beslissing op bezwaar van 31 juli 2020 volledig aan de bezwaren van appellante is tegemoetgekomen.
Aangezien het Uwv reeds heeft besloten tot vergoeding van de gemaakte kosten in de bezwaarfase en de rechtbank reeds een proceskostenveroordeling in beroep heeft uitgesproken, staan de Raad nog ter beoordeling de kosten die appellante in verband met de behandeling van het hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. De proceskosten worden, ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht, begroot op € 525,- in hoger beroep voor verleende rechtsbijstand.
Voor vergoeding van het betaalde griffierecht in hoger beroep kan appellante zich rechtstreeks tot het Uwv wenden.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep veroordeelt het Uwv in de kosten van appellante tot een bedrag van € 525,-.
Deze uitspraak is gedaan door J.P.M. Zeijen, in tegenwoordigheid van K.R. van Renswoude als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 16 december 2020.
(getekend) J.P.M. Zeijen
(getekend) K.R. van Renswoude