ECLI:NL:CRVB:2020:3179
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking hoger beroep na tegemoetkoming door Uwv in bezwaar
In deze zaak heeft appellante, vertegenwoordigd door mr. R.A. van Heijningen, hoger beroep ingesteld tegen beslissingen van de rechtbank Amsterdam. Het onderzoek ter zitting vond plaats op 12 juni 2019, waarbij appellante aanwezig was en bijgestaan door haar advocaat. Het Uwv werd vertegenwoordigd door mr. Z. Seyban. Na heropening van het onderzoek door de Raad en het benoemen van een deskundige, werd op 15 juli 2020 een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen door het Uwv. Op 10 augustus 2020 heeft mr. Van Heijningen namens appellante de hoger beroepen ingetrokken, omdat het Uwv volledig tegemoet was gekomen aan de bezwaren van appellante. Tevens werd verzocht om het Uwv te veroordelen in de proceskosten.
De Raad heeft het onderzoek ter zitting achterwege gelaten op basis van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en heeft de zaak gesloten. De Raad overweegt dat, volgens artikel 8:75a van de Awb, het bestuursorgaan kan worden veroordeeld in de kosten indien het beroep is ingetrokken omdat het bestuursorgaan aan de indiener is tegemoetgekomen. De Raad heeft besloten het Uwv te veroordelen in de proceskosten die appellante redelijkerwijs heeft moeten maken, begroot op € 2.362,50 voor beroep en € 1.575,- voor hoger beroep.
De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn beslissing het Uwv veroordeeld tot een totaalbedrag van € 3.937,50 aan proceskosten voor appellante. Deze uitspraak is gedaan door S.B. Smit-Colenbrander en is openbaar uitgesproken op 16 december 2020.