ECLI:NL:CRVB:2020:3152
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Toekenning ouderdomspensioen voor gehuwde pensioengerechtigde en de toepassing van het vertrouwensbeginsel
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 10 december 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep over de toekenning van een ouderdomspensioen aan een gehuwde pensioengerechtigde. Appellant, gehuwd met [X] die in Rusland woont, had in 2011 van de Sociale verzekeringsbank (Svb) een brief ontvangen waarin hem werd meegedeeld dat hij recht had op een ouderdomspensioen voor alleenstaanden bij het bereiken van zijn pensioengerechtigde leeftijd. In 2016 vroeg hij een ouderdomspensioen aan, maar de Svb kende hem een ouderdomspensioen voor gehuwden toe, wat leidde tot een geschil. De rechtbank Noord-Holland verklaarde het beroep van appellant ongegrond, waarbij werd overwogen dat het belang van de Svb bij een correcte toepassing van de wet zwaarder weegt dan het belang van appellant.
In hoger beroep voerde appellant aan dat hij gerechtvaardigde verwachtingen had op basis van de brief van 2011. De Svb betwistte dit en stelde dat de gezondheidstoestand van de schoonmoeder van appellant ook een rol speelde in de beslissing om in Rusland te blijven. De Raad oordeelde dat de brief van de Svb een toezegging bevatte, maar dat het algemeen belang zwaarder weegt dan de belangen van appellant. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de Svb op goede gronden het pensioen voor gehuwden had toegekend.
De Raad concludeerde dat er onvoldoende bewijs was dat de brief van 2011 gedragsbepalend was voor appellant en dat hij schade had geleden. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er was geen aanleiding voor een veroordeling in proceskosten.