ECLI:NL:CRVB:2020:3142
Centrale Raad van Beroep
- Tussenuitspraak
- Rechtspraak.nl
Herstel van besluit inzake arbeidsongeschiktheid op basis van deskundigenrapport
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 14 december 2020 uitspraak gedaan in een hoger beroep van appellante tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) inzake haar arbeidsongeschiktheid. Appellante, die als verzorgende IG werkte, had zich op 21 oktober 2013 ziek gemeld vanwege lichamelijke en psychische klachten. Het Uwv had in een eerder besluit vastgesteld dat appellante met ingang van 19 oktober 2015 recht had op een loongerelateerde WGA-uitkering, met een mate van arbeidsongeschiktheid van 35,08%. Na een herbeoordeling door het Uwv, waarbij de mate van arbeidsongeschiktheid werd vastgesteld op 29,73%, heeft appellante bezwaar gemaakt en is de zaak voor de rechtbank gekomen. De rechtbank oordeelde dat het Uwv zorgvuldig had gehandeld, maar appellante ging in hoger beroep.
De Centrale Raad heeft een deskundige benoemd, die in haar rapport concludeerde dat appellante meer beperkingen had dan het Uwv had vastgesteld. De Raad oordeelde dat het Uwv de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 7 juni 2016 moest aanpassen op basis van de conclusies van de deskundige. De Raad heeft het Uwv opgedragen om binnen 13 weken het gebrek in het besluit van 5 juli 2016 te herstellen, omdat het bestreden besluit een ontoereikende medische grondslag had. De uitspraak benadrukt het belang van deskundigenrapporten in het bestuursrecht en de verplichting van het Uwv om deze rapporten serieus te nemen in hun besluitvorming.