ECLI:NL:CRVB:2020:3114

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
9 december 2020
Publicatiedatum
9 december 2020
Zaaknummer
19/4517 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking hoger beroep en proceskostenveroordeling in sociale zekerheidszaak

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 9 december 2020 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Het hoger beroep was ingesteld door mr. R.G. van den Heuvel, advocaat van appellant, maar is later ingetrokken. De intrekking vond plaats omdat het Uwv op 11 juni 2020 een gewijzigde beslissing op bezwaar had genomen, waarmee het volledig tegemoetkwam aan de bezwaren van appellant. Appellant verzocht de Raad om het Uwv te veroordelen in de proceskosten, aangezien hij geen professionele rechtsbijstand had gehad tijdens de bezwaarprocedure.

De Raad overwoog dat op basis van artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) het bestuursorgaan kan worden veroordeeld in de kosten als het beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan aan de bezwaren van de indiener is tegemoetgekomen. De Raad besloot het Uwv te veroordelen in de proceskosten van appellant, die werden begroot op € 1.050,- voor de beroepsprocedure en € 525,- voor de hoger beroepsprocedure. De totale kostenveroordeling kwam daarmee op € 1.575,-. Appellant kan zich voor vergoeding van het betaalde griffierecht rechtstreeks tot het Uwv wenden. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door J.P.M. Zeijen, in aanwezigheid van griffier K.R. van Renswoude.

Uitspraak

Datum uitspraak: 9 december 2020
19/4517 WIA
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:75a en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van
14 oktober 2019, 19/366 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

PROCESVERLOOP

Namens appellant heeft mr. R.G. van den Heuvel, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft op 11 juni 2020 een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen.
Bij brief van 7 juli 2020 heeft mr. Van den Heuvel namens appellant het hoger beroep ingetrokken en gelijktijdig aan de Raad verzocht het Uwv te veroordelen in de proceskosten.
Het Uwv heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid een verweerschrift in te dienen.
Onder toepassing van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het onderzoek ter zitting achterwege gelaten. Vervolgens is het onderzoek gesloten.

OVERWEGINGEN

Artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Awb bepaalt dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld. Ingevolge artikel 8:108, eerste lid, van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Namens appellant is het hoger beroep ingetrokken omdat het Uwv met de gewijzigde beslissing op bezwaar van 11 juni 2020 volledig aan de bezwaren van appellant is tegemoetgekomen.
Aangezien appellant destijds in bezwaar niet is bijgestaan door een professionele rechtsbijstandverlener zijn er geen voor vergoeding in aanmerking komende kosten in verband met de behandeling van het bezwaar.
De Raad ziet aanleiding het Uwv te veroordelen in de kosten die appellant in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. De Awb en het Bpb kennen een limitatief systeem van vergoeding van proceskosten waarbij, zoals volgt uit de Nota van toelichting bij het Bpb (Stb. 1993, 763), een kostenveroordeling niet is bedoeld als volledige schadevergoeding maar als een tegemoetkoming in de kosten. De proceskosten worden, ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht, begroot op € 1.050,-in beroep en € 525,- in hoger beroep voor verleende rechtsbijstand.
Voor vergoeding van het betaalde griffierecht kan appellant zich rechtstreeks tot het Uwv wenden.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep veroordeelt het Uwv in de kosten van appellant tot een bedrag van € 1.575,-.
Deze uitspraak is gedaan door J.P.M. Zeijen, in tegenwoordigheid van K.R. van Renswoude als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 9 december 2020.
(getekend) J.P.M. Zeijen
(getekend) K.R. van Renswoude
GdJ