ECLI:NL:CRVB:2020:3107
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de geschiktheid van functies in het kader van de Ziektewet na psychische klachten
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 9 december 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De appellant, die zich ziek had gemeld met psychische klachten, was in eerste instantie in aanmerking gebracht voor ziekengeld op grond van de Ziektewet. Het Uwv had vastgesteld dat appellant met ingang van 22 augustus 2017 geen recht meer had op ziekengeld, omdat hij meer dan 65% van zijn maatmaninkomen kon verdienen. Appellant ging hiertegen in beroep, maar de rechtbank verklaarde het beroep ongegrond. De rechtbank oordeelde dat het onderzoek door het Uwv zorgvuldig was uitgevoerd en dat de medische oordelen voldoende waren gemotiveerd.
In hoger beroep herhaalde appellant zijn gronden, maar de Centrale Raad van Beroep volgde de rechtbank in haar oordeel. De Raad oordeelde dat het Uwv voldoende had aangetoond dat de functies die aan de beoordeling ten grondslag lagen, medisch geschikt waren voor appellant. De Raad onderschreef de overwegingen van de rechtbank en concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd gedaan door rechter E.W. Akkerman, in tegenwoordigheid van griffier M. Graveland.