In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam over de hoogte van de loonaanvullingsuitkering van appellante, die sinds 2011 ziek is door borstkanker. Appellante is in 2013 in aanmerking gekomen voor een loonaanvullingsuitkering op basis van de Wet WIA, met een arbeidsongeschiktheid van 100%. In 2015 heeft de werkgever om een herbeoordeling van de arbeidsongeschiktheid gevraagd, waarna het Uwv de belastbaarheid van appellante heeft vastgesteld. Appellante is het niet eens met de vastgestelde urenbeperking van 20 uur per week en stelt dat haar beperkingen zijn onderschat. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft echter overtuigend gemotiveerd dat een verder strekkende urenbeperking niet nodig is. De rechtbank heeft het beroep van appellante ongegrond verklaard, en in hoger beroep heeft de Centrale Raad van Beroep de uitspraak van de rechtbank bevestigd. De Raad oordeelt dat de beperkingen van appellante juist zijn vastgesteld en dat er geen aanleiding is om de geselecteerde functies als ongeschikt te beschouwen. De Raad volgt de argumentatie van de verzekeringsarts bezwaar en beroep en concludeert dat het hoger beroep niet slaagt.