ECLI:NL:CRVB:2020:3087

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
25 november 2020
Publicatiedatum
9 december 2020
Zaaknummer
18/1733 WLZ
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging van de uitspraak over de vaststelling van het persoonsgebonden budget door het zorgkantoor

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 25 november 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant. De zaak betreft de vaststelling van een persoonsgebonden budget (pgb) door CZ Zorgkantoor B.V. voor appellante, die op grond van de Wet langdurige zorg geïndiceerd is voor zorg. Het zorgkantoor had het pgb voor de periode van 16 maart 2016 tot 31 december 2016 vastgesteld op € 23.742,18, het bedrag dat de Sociale Verzekeringsbank aan de zorgverleners van appellante had uitbetaald.

De rechtbank had het beroep van appellante tegen dit besluit ongegrond verklaard. In hoger beroep heeft appellante geen nieuwe gronden aangevoerd die de Centrale Raad van Beroep zouden kunnen overtuigen om tot een ander oordeel te komen. De Raad heeft zich verenigd met het oordeel van de rechtbank en het hoger beroep van appellante afgewezen.

De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep bevestigt de eerdere beslissing van de rechtbank, waarbij is geoordeeld dat het zorgkantoor het pgb terecht heeft vastgesteld. De Raad heeft geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. De beslissing is openbaar uitgesproken en is gebaseerd op de overwegingen die in het proces-verbaal zijn vastgelegd.

Uitspraak

18.1733 WLZ-PV

Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant van 15 februari 2018, 17/2381 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
CZ Zorgkantoor B.V. (zorgkantoor)
Datum uitspraak: 25 november 2020
Zitting hebben: L.M. Tobé, als voorzitter, en D.S. de Vries en N.R. Docter, als leden
Griffier: F. Boon
Ter zitting zijn verschenen: [naam] en mr. M. Duurtsema, advocaat, namens appellante. Het zorgkantoor heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. M. van Hassel.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze beslissing is uitgesproken in het openbaar. Zij is gebaseerd op de volgende overwegingen.
1. Appellante is op grond van de Wet langdurige zorg geïndiceerd voor zorg. Het zorgkantoor heeft appellante voor de periode van 16 maart 2016 tot en 31 december 2016 een persoonsgebonden budget (pgb) verleend.
2. Het zorgkantoor heeft bij besluit van 23 mei 2017, gehandhaafd bij besluit van
18 juli 2017 (bestreden besluit), het pgb voor het jaar 2016 vastgesteld op het bedrag dat de Sociale verzekeringsbank aan de zorgverleners van appellante heeft uitbetaald, te weten
€ 23.742,18.
3. De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
4. De rechtbank is op de in de aangevallen uitspraak weergegeven overwegingen tot het oordeel gekomen dat het zorgkantoor het pgb terecht op € 23.742,18 heeft vastgesteld. De Raad verenigt zich met het door de rechtbank gegeven oordeel. Appellante heeft in hoger beroep desgevraagd geen nieuwe gronden naar voren gebracht en/of gemotiveerd waarom de rechtbank tot een ander oordeel had moeten komen. Het hoger beroep slaagt daarom niet. De aangevallen uitspraak wordt bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.
Waarvan proces-verbaal.
De griffier De voorzitter
(getekend) F.E.M. Boon (getekend) L.M. Tobé