Uitspraak
18.1733 WLZ-PV
BESLISSING
18 juli 2017 (bestreden besluit), het pgb voor het jaar 2016 vastgesteld op het bedrag dat de Sociale verzekeringsbank aan de zorgverleners van appellante heeft uitbetaald, te weten
€ 23.742,18.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 25 november 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant. De zaak betreft de vaststelling van een persoonsgebonden budget (pgb) door CZ Zorgkantoor B.V. voor appellante, die op grond van de Wet langdurige zorg geïndiceerd is voor zorg. Het zorgkantoor had het pgb voor de periode van 16 maart 2016 tot 31 december 2016 vastgesteld op € 23.742,18, het bedrag dat de Sociale Verzekeringsbank aan de zorgverleners van appellante had uitbetaald.
De rechtbank had het beroep van appellante tegen dit besluit ongegrond verklaard. In hoger beroep heeft appellante geen nieuwe gronden aangevoerd die de Centrale Raad van Beroep zouden kunnen overtuigen om tot een ander oordeel te komen. De Raad heeft zich verenigd met het oordeel van de rechtbank en het hoger beroep van appellante afgewezen.
De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep bevestigt de eerdere beslissing van de rechtbank, waarbij is geoordeeld dat het zorgkantoor het pgb terecht heeft vastgesteld. De Raad heeft geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. De beslissing is openbaar uitgesproken en is gebaseerd op de overwegingen die in het proces-verbaal zijn vastgelegd.