Uitspraak
18 6455 PW
PROCESVERLOOP
M. Roodhorst.
OVERWEGINGEN
27 september 2017, na bezwaar gehandhaafd bij besluit van 3 april 2018 (bestreden besluit), met toepassing van artikel 54, derde lid, eerste volzin, van de PW de bijstand met ingang van 1 september 2016 in te trekken en met toepassing van artikel 58, eerste lid, van de PW de kosten van bijstand over de periode van 1 september 2016 tot en met 6 september 2017 tot een bedrag van € 12.770,24 van appellante terug te vorderen. Het college heeft aan de besluitvorming ten grondslag gelegd dat appellante woonplaats heeft buiten de gemeente [gemeente] en daarvan in strijd met de op haar rustende inlichtingenverplichting geen melding heeft gemaakt bij het college. Als gevolg van die schending is haar door het college ten onrechte bijstand verleend.
7 september 2017 heeft afgelegd, op het feit dat zij in de te beoordelen periode voornamelijk buiten de gemeente [gemeente] heeft gepind en geld van haar bankrekening heeft opgenomen en op de verklaringen van de drie buurtbewoners. Daarnaast heeft het college van belang geacht dat appellante werd geholpen door diverse hulpverleners in Amsterdam.
BESLISSING
- vernietigt de aangevallen uitspraak;
- verklaart het beroep gegrond en vernietigt het besluit van 3 april 2018;
- herroept het besluit van 27 september 2017 en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit van 3 april 2018;
- veroordeelt het college in de kosten van appellante tot een bedrag van € 2.100,-;
- bepaalt dat het college aan appellante het in beroep en in hoger beroep betaalde griffierecht van in totaal € 172,- vergoedt.