ECLI:NL:CRVB:2020:3062
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van arbeidsongeschiktheid en WIA-uitkering na psychische klachten
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 4 december 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep over de toekenning van een WIA-uitkering aan appellant, die zich had ziek gemeld met psychische klachten. Appellant had eerder een WGA-uitkering aangevraagd, maar het Uwv had deze geweigerd omdat zijn arbeidsongeschiktheid minder dan 35% was. Na een herbeoordeling door een verzekeringsarts bezwaar en beroep, werd de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) herzien, maar het Uwv bleef bij de conclusie dat appellant niet in aanmerking kwam voor een WIA-uitkering.
De rechtbank Amsterdam had het beroep van appellant tegen het besluit van het Uwv ongegrond verklaard. In hoger beroep herhaalde appellant zijn eerdere gronden, waarbij hij stelde dat onvoldoende rekening was gehouden met zijn psychische klachten en de bijwerkingen van zijn medicatie. Het Uwv verweerde zich door te stellen dat de FML adequaat was aangepast op basis van de medische informatie en dat de aan appellant voorgestelde functies medisch geschikt waren.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de rechtbank de gronden van appellant afdoende had besproken en dat het Uwv voldoende had gemotiveerd dat de geselecteerde functies geschikt waren. De Raad onderschreef het oordeel van de rechtbank en bevestigde de aangevallen uitspraak, waarbij het hoger beroep van appellant werd afgewezen. Er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.