ECLI:NL:CRVB:2020:3057
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake indicatie voor vervoerskostenvergoeding en gebruik van persoonsgebonden budget
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 2 december 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De appellant, die een maatwerkvoorziening had ontvangen in de vorm van een persoonsgebonden budget (pgb) voor een scootmobiel, had geen indicatie gekregen voor een auto. Hij besloot echter om het pgb voor de scootmobiel te gebruiken voor de aanschaf van een auto. De appellant verzocht om een financiële maatwerkvoorziening voor het gebruik van zijn auto, maar het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam wees deze aanvraag af. Het Indicatieadviesbureau Amsterdam (IAB) had eerder geadviseerd dat de appellant niet in aanmerking kwam voor een vervoerskostenvergoeding, omdat hij gebruik kon maken van het Aanvullend Openbaar Vervoer (AOV) en de scootmobiel. De rechtbank had het beroep van de appellant tegen de afwijzing ongegrond verklaard.
In hoger beroep heeft de Raad de eerdere uitspraak van de rechtbank bevestigd. De Raad oordeelde dat de appellant niet had aangetoond dat zijn situatie was veranderd of verslechterd sinds het IAB-advies van 5 juli 2017. De appellant had geen nieuwe medische stukken overgelegd ter onderbouwing van zijn standpunt dat zijn gezondheidssituatie was verslechterd. De Raad onderschreef de overwegingen van de rechtbank en concludeerde dat er geen reden was om te twijfelen aan de adequaatheid van de eerder toegekende vervoersvoorzieningen. De Raad besloot dat het hoger beroep niet slaagde en bevestigde de aangevallen uitspraak.