ECLI:NL:CRVB:2020:3051
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de beëindiging van de Ziektewet-uitkering en de medische indicaties voor urenbeperking
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 3 december 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Gelderland. Appellante, die eerder een uitkering op grond van de Werkloosheidswet ontving, had zich ziek gemeld en ontving een Ziektewet-uitkering. Het Uwv had haar uitkering beëindigd op basis van een Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) die door een verzekeringsarts was opgesteld. Appellante was het niet eens met deze beslissing en had bezwaar gemaakt, maar het Uwv handhaafde zijn standpunt. De rechtbank oordeelde dat het onderzoek door het Uwv voldoende zorgvuldig was en verklaarde het beroep ongegrond.
In hoger beroep heeft appellante haar eerdere bezwaren herhaald en voegde zij nieuwe gronden toe, waaronder de ziekte van Lyme en de noodzaak voor een urenbeperking. De Centrale Raad van Beroep heeft de argumenten van appellante beoordeeld, maar kwam tot de conclusie dat de rechtbank de zaak terecht had beoordeeld. De Raad onderschreef de motivering van de rechtbank en concludeerde dat er geen medische indicatie was voor een urenbeperking. De Raad bevestigde de aangevallen uitspraak en wees het verzoek om schadevergoeding af. De uitspraak benadrukt het belang van de vastgestelde beperkingen in de FML en dat de diagnose van een ziekte niet automatisch leidt tot een beperking in de arbeid.