Uitspraak
PROCESVERLOOP
OVERWEGINGEN
BESLISSING
- verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk;
- bepaalt dat het betaalde griffierecht van € 128,- aan appellant wordt terugbetaald.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 2 december 2020 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam. Appellant had hoger beroep ingesteld tegen een eerdere uitspraak waarin zijn beroep op betalingsonmacht werd afgewezen. De Raad had appellant herhaaldelijk gewezen op de verplichting tot betaling van het griffierecht, dat op € 128,- was vastgesteld. Ondanks meerdere herinneringen en waarschuwingen, werd het griffierecht pas op 30 september 2020 voldaan, terwijl de betaling binnen een gestelde termijn had moeten plaatsvinden. De Raad oordeelde dat appellant niet tijdig had betaald en dat er geen reden was om aan te nemen dat hij niet in verzuim was geweest. Hierdoor werd het hoger beroep kennelijk niet-ontvankelijk verklaard, wat betekent dat de zaak niet inhoudelijk werd behandeld. De Raad besloot dat het te laat betaalde griffierecht aan appellant zou worden terugbetaald, maar er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door J.P.M. Zeijen, in tegenwoordigheid van griffier K.R. van Renswoude, en werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum.