ECLI:NL:CRVB:2020:3038
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking hoger beroep na tegemoetkoming door Uwv
In deze zaak heeft appellante, vertegenwoordigd door mr. W.P.J.M. van Gestel, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant. De rechtbank had op 9 april 2019 uitspraak gedaan in de zaak met nummer 18/1119. Op 24 juli 2020 heeft het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen, waarbij het Uwv volledig tegemoetkwam aan de bezwaren van appellante. Hierdoor heeft appellante op 13 augustus 2020 het hoger beroep ingetrokken en verzocht om veroordeling van het Uwv in de proceskosten.
De Centrale Raad van Beroep heeft vastgesteld dat het Uwv geen verweerschrift heeft ingediend en dat het onderzoek ter zitting achterwege is gelaten op basis van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De Raad heeft overwogen dat, volgens artikel 8:75a van de Awb, het bestuursorgaan kan worden veroordeeld in de kosten indien het beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan aan de indiener is tegemoetgekomen. De Raad heeft besloten het Uwv te veroordelen in de proceskosten van appellante, die zijn begroot op € 2.625,- voor de behandeling van het bezwaar, beroep en hoger beroep.
De uitspraak is gedaan door J.P.M. Zeijen, in aanwezigheid van griffier K.R. van Renswoude, en is openbaar uitgesproken op 2 december 2020. Appellante kan zich voor vergoeding van het griffierecht rechtstreeks tot het Uwv wenden.