ECLI:NL:CRVB:2020:3026

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
2 december 2020
Publicatiedatum
2 december 2020
Zaaknummer
19/5321 WMO15
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag woningaanpassing op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellanten tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland, die op 12 november 2019 het beroep tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Barneveld ongegrond verklaarde. Appellanten hadden op 12 juni 2018 een aanvraag ingediend voor een woningaanpassing in de vorm van een aanbouw op de begane grond. Het college heeft deze aanvraag afgewezen en in plaats daarvan een traplift en postoel in bruikleen aangeboden, wat volgens hen de goedkoopste adequate oplossing was voor hun beperkingen.

De rechtbank oordeelde dat er geen reden was om te twijfelen aan het standpunt van het college. De rechtbank vond dat de beperkingen van appellanten voldoende waren gecompenseerd met de traplift en postoel, en dat het gebruik van een postoel voor toiletbezoek van hen kon worden gevergd. Appellanten voerden aan dat het college ongelijk had gehandeld door in een vergelijkbare situatie een aanbouw toe te kennen aan andere bewoners, maar de rechtbank oordeelde dat de technologische ontwikkelingen sindsdien het mogelijk maakten om een traplift te plaatsen in hun woning.

In hoger beroep herhaalden appellanten hun argumenten, maar de Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank. De Raad oordeelde dat het beroep op het gelijkheidsbeginsel niet slaagde, omdat de omstandigheden in het verleden niet relevant waren voor de huidige situatie. De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank.

Uitspraak

19 5321 WMO15

Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Datum uitspraak: 2 december 2020
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 12 november 2019, 18/6022 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellanten] te [woonplaats] (appellanten)
het college van burgemeester en wethouders van Barneveld (college)

PROCESVERLOOP

Namens appellanten heeft [naam] hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift en een nader stuk ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 21 oktober 2020. Appellanten zijn verschenen, bijgestaan door [naam] . Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door D.P.C. Koekerits.

OVERWEGINGEN

1. De Raad gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.1.
Appellanten hebben op 12 juni 2018 een aanvraag op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 ingediend voor een woningaanpassing, namelijk het realiseren van een aanbouw op de begane grond.
1.2.
Het college heeft bij besluit van 26 juni 2018, gehandhaafd bij besluit van 3 oktober 2018 (bestreden besluit), deze aanvraag afgewezen en bepaald dat appellanten in aanmerking komen voor een maatwerkvoorziening in de vorm van een traplift in bruikleen in combinatie met een postoel in bruikleen. Het college heeft daaraan ten grondslag gelegd dat dit de goedkoopst adequate voorzieningen zijn om de beperkingen bij het normale gebruik van de woning op te lossen.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Hiertoe heeft de rechtbank overwogen dat er geen aanleiding is te twijfelen aan het standpunt van het college dat appellanten niet zijn aangewezen op een aanbouw en dat hun beperkingen met plaatsing van een traplift in combinatie met een postoel voldoende zijn gecompenseerd. Het gebruik van een postoel voor toiletbezoek kan van hen worden gevergd. Van medische redenen die daaraan in de weg staan, is niet gebleken. Ten aanzien van het beroep op het gelijkheidsbeginsel heeft het college ter zitting uitgelegd dat aan de bewoners van de woning op nummer [nummer] – die ook beperkingen ondervonden bij het traplopen – destijds inderdaad een aanbouw in plaats van een traplift is toegekend. Dat is gedaan omdat de technologie toen nog niet zover was ontwikkeld dat plaatsing van een traplift in die woning mogelijk was. De voortschrijdende technologische ontwikkeling maakt dat een traplift nu wel kan worden geplaatst in de woning van appellanten. Daarmee heeft het college naar het oordeel van de rechtbank afdoende toegelicht dat van ongelijke behandeling van gelijke gevallen geen sprake is.
3. Appellanten hebben zich tegen de aangevallen uitspraak gekeerd. Zij hebben aangevoerd dat de rechtbank ten onrechte het beroep op het gelijkheidsbeginsel heeft verworpen. Anders dan het college stelt, was het in 2015 ten tijde van de verstrekking van de woningaanpassing in de vorm van een aanbouw op nummer [nummer], technisch ook al mogelijk een traplift te plaatsen in die woning. Dit betreft een zelfde soort woning als die van appellanten. Ter onderbouwing van hun standpunt hebben appellanten een mail van Handicare Stairlifts B.V. van 12 december 2019 overgelegd.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
In geschil is het beroep van appellanten op het gelijkheidsbeginsel. Het college heeft toegelicht dat Otto Ooms trapliften B.V. (Otto Ooms), destijds de leverancier van de gemeente, een traplift niet mogelijk achtte in de woning op nummer [nummer] en dat het college daarom het besluit heeft genomen tot verstrekking van een woningaanpassing in de vorm van een aanbouw aan de woning op nummer [nummer]. Volgens het college is het mogelijk dat Otto Ooms destijds een onvolledig en/of onjuist advies heeft uitgebracht of dat de gespreksvoerder de situatie anders of onjuist heeft beoordeeld. De Raad is van oordeel dat voor zover er in het verleden mogelijk een onjuiste beoordeling van de situatie heeft plaatsgevonden waardoor het college aan de bewoners op nummer [nummer] een maatwerkvoorziening in de vorm van een aanbouw heeft verstrekt waar een traplift een passende voorziening zou zijn geweest, dit niet maakt dat ook appellanten in aanmerking komen voor een woningaanpassing in de vorm van een aanbouw. Het beroep op het gelijkheidsbeginsel slaagt niet.
4.2.
Uit wat hiervoor is overwogen volgt dat het hoger beroep niet slaagt. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door J.P.A. Boersma, in tegenwoordigheid van R. van Doorn als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 2 december 2020.
(getekend) J.P.A. Boersma
(getekend) R. van Doorn