ECLI:NL:CRVB:2020:3011
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep wegens niet tijdig betalen griffierecht
In deze zaak heeft appellant, vertegenwoordigd door H.F.T. van der Vinne, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland. De rechtbank had op 24 juni 2020 in de zaak met nummer 19/3977 geoordeeld. De Centrale Raad van Beroep heeft op 1 december 2020 uitspraak gedaan in het hoger beroep met nummer 20/2689 PW. De Raad heeft vastgesteld dat het griffierecht van € 131,- niet binnen de gestelde termijn is betaald. Appellant is herhaaldelijk gewezen op de verplichting om het griffierecht tijdig te voldoen, maar heeft dit nagelaten. De Raad oordeelt dat op basis van de beschikbare gegevens niet kan worden vastgesteld dat appellant niet in verzuim is geweest. Hierdoor is het hoger beroep kennelijk niet-ontvankelijk verklaard, zonder dat verder onderzoek nodig was. De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en kan door belanghebbenden en het bestuursorgaan worden aangevochten binnen zes weken na verzending van het afschrift.