ECLI:NL:CRVB:2020:3004
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstand wegens niet gemelde prostitutie-inkomsten
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 17 november 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De appellante, die sinds 1 maart 2018 bijstand ontving op basis van de Participatiewet, had haar recht op bijstand verloren omdat zij niet had gemeld dat zij als prostituee werkzaam was. Naar aanleiding van een melding van de politie is er een onderzoek ingesteld door de afdeling sociale zaken van de gemeente Rotterdam. Dit onderzoek leidde tot de conclusie dat appellante in strijd met haar inlichtingenverplichting had gehandeld door haar werkzaamheden niet te melden. De rechtbank had het beroep van appellante tegen het besluit van het college ongegrond verklaard, waarna appellante in hoger beroep ging.
De Raad heeft vastgesteld dat appellante in de periode van 1 maart 2018 tot en met 12 april 2019 werkzaamheden als prostituee heeft verricht, maar deze niet heeft gemeld. Appellante voerde aan dat zij slechts vijf afspraken had gehad en gemiddeld € 100,- per afspraak had verdiend, maar de Raad oordeelde dat zij dit niet voldoende had onderbouwd met objectieve gegevens. De Raad concludeerde dat het college terecht had besloten om de bijstand in te trekken en de gemaakte kosten terug te vorderen, omdat het recht op bijstand niet kon worden vastgesteld. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.